archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 10
20 december 2012
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Een verrassend afscheidsgeschenk; fictie Mas Papo

1005BS Tulp
Ze is twee dagen geleden begraven, het was ongelooflijk druk. Alleen in de serre, waar we zo lang samen waren, 's middags met een pot thee, lezend in de laatste literatuur of mijmerend over lang vervlogen dagen, zit ik nu na te denken over ons samenzijn, onze relatie die zo innig en goed was. Twee vrouwen van zo'n verschillende komaf en leven, zelfs qua uiterlijk niets van elkaar weg hebbend.

We hebben haar laatste jaren hier bij mij samen gewoond, zonder morren en jaloezie, ieder met zijn eigen besognes en toch samen en voor elkaar. Zij, als dochter van een Parijse moeder en een vader die de zeeën bevoer en haar moeder heeft veroverd, zoals dat hoort en ik, als dochter van twee keurige mensen die elkaar na vele jaren verloving uiteindelijk het jawoord gaven ‘namens wederzijdse ouders’ kenden elkaar al enige tijd. We woonden in dezelfde straat en toen we elkaar eens bij een concert tegenkwamen, we groetten elkaar al jaren, raakten we aan de praat en besloten na enkele malen bij elkaar op bezoek te zijn geweest om een van beide huizen op te geven en bij elkaar te gaan wonen.

Omdat mijn huis het meest geschikt was en groot genoeg voor beider privacy, besloten we haar huis te verkopen en van de opbrengst andere concerten te bezoeken. Ondanks onze verschillen, zelfs onze namen stonden symbool voor wie we waren en wat ik nu nog ben: Josephine en Stien, zwierig en stijf, hielden we beiden van klassieke muziek.
Telkens als ik mijn ogen sluit hoor ik haar vragen of zij nog een potje thee voor mij moet zetten. ‘Mango, je favoriete smaak’, zei ze dan dikwijls, en bij deze smaak mij aanzettend tot uiten van gedachten en emoties. Ik voel haar naderen, maar bij het openen van mijn ogen vervaagt het gevoel tot een treurnis. Het regent in mijn leven, dikke maar vooral veel druppels, koud, een siddering en een zucht, alsof ik een koude voel, als tocht in mijn nek.

Op de tafel ligt nog haar leesbril, met de poten dichtgeklapt op tafel, zodat het glas niet beschadigd, want ik was altijd erg voorzichtig met mijn, maar ook met haar spullen. Zij gaf daar niet om en zou de bril zonder nadenken op het glas van de tafel leggen. ‘Dan kopen we toch gewoon weer een andere bril’, zou ze zeggen, ‘Bovendien moet je met je tijd mee, ook brillen zijn aan de mode onderhevig’. Maar ik vond dat men zo lang mogelijk met dergelijke dingen moest doen: zuinigheid betrachten. Ik heb mijn bril altijd aan een koordje om mijn nek hangen.

Haar ziekbed heeft niet lang geduurd, heftig, maar kort zoals alles in haar leven, kortstondig, maar heftig en hevig. Haar relaties duurden over het algemeen niet langer dan 5 jaar, terwijl ik nooit ben getrouwd en mijn werk na 37 jaar trouwe dienst vervroegd mocht verlaten met een aanvulling op mijn pensioen. Ik denk dat het boek dat wordt geschreven, geheel door haar gevuld zou worden met alles wat zij heeft meegemaakt en ik, nou ja, vooruit, ik wellicht voor de volledigheid ook nog goed ben voor een halve pagina.

Haar laatste minnaar voordat wij gingen samenwonen, was een bloembinder, althans zo stelde hij zich aan mij voor, meester was hij; ik heb hem slechts eenmaal ontmoet en de relatie met hem was al tanende toen wij besloten samen te gaan wonen. Iedere morgen in alle vroegte naar Aalsmeer. De veiling en de geur van verse bloemen. De eeuwige klok en de durf te drukken. Daarnaast bezat hij zelf enkele kassen waar hij planten, maar vooral bloemen kweekte, als hobby, maar ook voor wedstrijden en tentoonstellingen. Zijn jaarlijkse orchideeëntentoonstellingen waren zeer geliefd. Ondanks dat ik niets meer van hem vernam begreep ik toch van haar dat ze hem nog steeds ontmoette en ik wist niet wat ik voor hem moest voelen. Hij had mij die keer nadrukkelijk aangekeken en dat had mij getroffen en zij deed mij regelmatig de groeten. Haar verhalen over hem interesseerden mij meer dan mij lief was.

Ik sta op uit mijn stoel en loop naar haar kamer om eens te zien wat me vanaf morgen te wachten staat. Ik ben benieuwd wat ik aantref, we kwamen zelden bij elkaar op de kamer. Zachtjes open ik de deur. Tot mijn verbazing is alles in de kamer zeer ordentelijk. Een netjes opgemaakt bed zonder kreuk in de blauw gebloemde sprei, een nachtkastje met alleen een wekker, die tot mijn schrik stil staat op de tijd dat zij is overleden, de vloer vrij van rommel en stof en een gesloten linnenkast, die volgens mij altijd openstond met kleding half opgevouwen en opgepropt op de planken. Ik maak de kast open en zie alle kleding netjes op stapeltjes op de met nieuw kastpapier beschermde planken liggen. Heeft zij iets aangevoeld? Dit is haar kamer niet, ik ben er toch nog onlangs geweest?

Op de ronde tafel met het glazen blad staat een leeg vaasje, ernaast ligt een kistje waar waarschijnlijk een fles wijn in heeft gezeten. Ze kreeg van haar bloemenman nog wel eens de meest bijzondere wijn toegestuurd, alsof hij ook mijn wijnsmaak kende; wij proefden en dronken die altijd samen in de serre het liefst met één van Mahlers’ eerste symfonieën, omdat ook die onvoorspelbaar wisselend konden zijn. Op het kistje ligt een envelop. Ik pak de envelop, draai hem om en zie tot mijn verbijstering mijn naam erop staan. Ik zet mijn leesbril op. Met haar zwierige handschrift, aan elke letter wel een haal, heeft ze geschreven, nee gekalligrafeerd: Voor Stien. De inkt van haar vulpen lijkt nog nat. Dit kan niet, ze kan dit niet net hebben gedaan. Langzaam open ik de envelop en lees het korte briefje dat er dubbelgevouwen in zit. Er staat: ‘Lieve Stien, jij hebt alles gegeven, dit is voor jou. Liefs Josephine’.
Ik probeer het kistje te openen, maar het lukt niet. Het zit met kleine spijkertjes dichtgemaakt. Het voelt ook niet aan als een kistje met een fles erin. Je voelt dat altijd, ik ken dat nog wel. Omdat ik er niet goed bij kan loop ik met het kistje naar beneden en zet het op tafel. Ik pak een schroevendraaier uit de keukenla en zet die tussen de houten plankjes en wrik het kistje open. De plankjes wijken uiteen en ik zie iets van glas. Als het plankje helemaal los is en op de grond valt, valt mijn mond open van verbazing. Het is een blok plexiglas met daarin de mooiste tulp die ik ooit heb gezien. Het is haast niet mogelijk de kleur te beschrijven en het blad is van zo’n mooi zacht, maar toch duidelijk, contrastrijk groen dat het moeilijk is niet in tranen uit te barsten. Onder aan het glas zit een metalen plaatje vast.

Ik lees:                                          

                                                          De Stien                                 
                                                   Nieuwe tulp 2012

*******************************
De schrijver is dichter van Bernheze.


© 2012 Mas Papo meer Mas Papo - meer "Het leven zelf"
Beschouwingen > Het leven zelf
Een verrassend afscheidsgeschenk; fictie Mas Papo
1005BS Tulp
Ze is twee dagen geleden begraven, het was ongelooflijk druk. Alleen in de serre, waar we zo lang samen waren, 's middags met een pot thee, lezend in de laatste literatuur of mijmerend over lang vervlogen dagen, zit ik nu na te denken over ons samenzijn, onze relatie die zo innig en goed was. Twee vrouwen van zo'n verschillende komaf en leven, zelfs qua uiterlijk niets van elkaar weg hebbend.

We hebben haar laatste jaren hier bij mij samen gewoond, zonder morren en jaloezie, ieder met zijn eigen besognes en toch samen en voor elkaar. Zij, als dochter van een Parijse moeder en een vader die de zeeën bevoer en haar moeder heeft veroverd, zoals dat hoort en ik, als dochter van twee keurige mensen die elkaar na vele jaren verloving uiteindelijk het jawoord gaven ‘namens wederzijdse ouders’ kenden elkaar al enige tijd. We woonden in dezelfde straat en toen we elkaar eens bij een concert tegenkwamen, we groetten elkaar al jaren, raakten we aan de praat en besloten na enkele malen bij elkaar op bezoek te zijn geweest om een van beide huizen op te geven en bij elkaar te gaan wonen.

Omdat mijn huis het meest geschikt was en groot genoeg voor beider privacy, besloten we haar huis te verkopen en van de opbrengst andere concerten te bezoeken. Ondanks onze verschillen, zelfs onze namen stonden symbool voor wie we waren en wat ik nu nog ben: Josephine en Stien, zwierig en stijf, hielden we beiden van klassieke muziek.
Telkens als ik mijn ogen sluit hoor ik haar vragen of zij nog een potje thee voor mij moet zetten. ‘Mango, je favoriete smaak’, zei ze dan dikwijls, en bij deze smaak mij aanzettend tot uiten van gedachten en emoties. Ik voel haar naderen, maar bij het openen van mijn ogen vervaagt het gevoel tot een treurnis. Het regent in mijn leven, dikke maar vooral veel druppels, koud, een siddering en een zucht, alsof ik een koude voel, als tocht in mijn nek.

Op de tafel ligt nog haar leesbril, met de poten dichtgeklapt op tafel, zodat het glas niet beschadigd, want ik was altijd erg voorzichtig met mijn, maar ook met haar spullen. Zij gaf daar niet om en zou de bril zonder nadenken op het glas van de tafel leggen. ‘Dan kopen we toch gewoon weer een andere bril’, zou ze zeggen, ‘Bovendien moet je met je tijd mee, ook brillen zijn aan de mode onderhevig’. Maar ik vond dat men zo lang mogelijk met dergelijke dingen moest doen: zuinigheid betrachten. Ik heb mijn bril altijd aan een koordje om mijn nek hangen.

Haar ziekbed heeft niet lang geduurd, heftig, maar kort zoals alles in haar leven, kortstondig, maar heftig en hevig. Haar relaties duurden over het algemeen niet langer dan 5 jaar, terwijl ik nooit ben getrouwd en mijn werk na 37 jaar trouwe dienst vervroegd mocht verlaten met een aanvulling op mijn pensioen. Ik denk dat het boek dat wordt geschreven, geheel door haar gevuld zou worden met alles wat zij heeft meegemaakt en ik, nou ja, vooruit, ik wellicht voor de volledigheid ook nog goed ben voor een halve pagina.

Haar laatste minnaar voordat wij gingen samenwonen, was een bloembinder, althans zo stelde hij zich aan mij voor, meester was hij; ik heb hem slechts eenmaal ontmoet en de relatie met hem was al tanende toen wij besloten samen te gaan wonen. Iedere morgen in alle vroegte naar Aalsmeer. De veiling en de geur van verse bloemen. De eeuwige klok en de durf te drukken. Daarnaast bezat hij zelf enkele kassen waar hij planten, maar vooral bloemen kweekte, als hobby, maar ook voor wedstrijden en tentoonstellingen. Zijn jaarlijkse orchideeëntentoonstellingen waren zeer geliefd. Ondanks dat ik niets meer van hem vernam begreep ik toch van haar dat ze hem nog steeds ontmoette en ik wist niet wat ik voor hem moest voelen. Hij had mij die keer nadrukkelijk aangekeken en dat had mij getroffen en zij deed mij regelmatig de groeten. Haar verhalen over hem interesseerden mij meer dan mij lief was.

Ik sta op uit mijn stoel en loop naar haar kamer om eens te zien wat me vanaf morgen te wachten staat. Ik ben benieuwd wat ik aantref, we kwamen zelden bij elkaar op de kamer. Zachtjes open ik de deur. Tot mijn verbazing is alles in de kamer zeer ordentelijk. Een netjes opgemaakt bed zonder kreuk in de blauw gebloemde sprei, een nachtkastje met alleen een wekker, die tot mijn schrik stil staat op de tijd dat zij is overleden, de vloer vrij van rommel en stof en een gesloten linnenkast, die volgens mij altijd openstond met kleding half opgevouwen en opgepropt op de planken. Ik maak de kast open en zie alle kleding netjes op stapeltjes op de met nieuw kastpapier beschermde planken liggen. Heeft zij iets aangevoeld? Dit is haar kamer niet, ik ben er toch nog onlangs geweest?

Op de ronde tafel met het glazen blad staat een leeg vaasje, ernaast ligt een kistje waar waarschijnlijk een fles wijn in heeft gezeten. Ze kreeg van haar bloemenman nog wel eens de meest bijzondere wijn toegestuurd, alsof hij ook mijn wijnsmaak kende; wij proefden en dronken die altijd samen in de serre het liefst met één van Mahlers’ eerste symfonieën, omdat ook die onvoorspelbaar wisselend konden zijn. Op het kistje ligt een envelop. Ik pak de envelop, draai hem om en zie tot mijn verbijstering mijn naam erop staan. Ik zet mijn leesbril op. Met haar zwierige handschrift, aan elke letter wel een haal, heeft ze geschreven, nee gekalligrafeerd: Voor Stien. De inkt van haar vulpen lijkt nog nat. Dit kan niet, ze kan dit niet net hebben gedaan. Langzaam open ik de envelop en lees het korte briefje dat er dubbelgevouwen in zit. Er staat: ‘Lieve Stien, jij hebt alles gegeven, dit is voor jou. Liefs Josephine’.
Ik probeer het kistje te openen, maar het lukt niet. Het zit met kleine spijkertjes dichtgemaakt. Het voelt ook niet aan als een kistje met een fles erin. Je voelt dat altijd, ik ken dat nog wel. Omdat ik er niet goed bij kan loop ik met het kistje naar beneden en zet het op tafel. Ik pak een schroevendraaier uit de keukenla en zet die tussen de houten plankjes en wrik het kistje open. De plankjes wijken uiteen en ik zie iets van glas. Als het plankje helemaal los is en op de grond valt, valt mijn mond open van verbazing. Het is een blok plexiglas met daarin de mooiste tulp die ik ooit heb gezien. Het is haast niet mogelijk de kleur te beschrijven en het blad is van zo’n mooi zacht, maar toch duidelijk, contrastrijk groen dat het moeilijk is niet in tranen uit te barsten. Onder aan het glas zit een metalen plaatje vast.

Ik lees:                                          

                                                          De Stien                                 
                                                   Nieuwe tulp 2012

*******************************
De schrijver is dichter van Bernheze.
© 2012 Mas Papo
powered by CJ2