archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 10
6 december 2012
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Cloud Atlas barst van ambitie Hans Knegtmans

1004VG Cloud1
Honderdtweeënzeventig minuten duurt de film Cloud Atlas. Nogal veel, voor bezoekers die net als ik na een kleine twee uur film kijken vinden dat het wel mooi is geweest. Een beetje cineast maakt in 172 minuten niet één maar twee volwaardige bioscoopfilms. Neem Donald Siegel, de kampioen van de B-film. The Big Steal (1949) duurde 71 minuten, Riot in Cell Block 11 (1954) ging in 80’, en Baby Face Nelson (1957) deed er 85’ over. Zelfs bij zijn klassieker Invasion of the Body Snatchers (1956) stond je na 80 minuten al weer buiten.

Maar de makers (Andy en Lana Wachowski van de Matrix-trilogie en Tom Tykwer van Lola Rennt en Perfume) konden de zaak moeilijk afraffelen, als ze David Mitchells gelijknamige roman uit 2004 geen geweld wilden aandoen. Ruim 500 pagina’s telt het boek en dat is niet eens overdreven, gegeven de zes verschillende verhaallijnen die ook nog eens in elkaar grijpen.

Ik heb het boek niet gelezen, dus mijn samenvatting hier is zeer gekleurd door de film. Een Amerikaanse advocaat (Jim Sturgess) wordt in 1849 in Polynesië geconfronteerd met slavernij en het thema van rassenhaat krijgt een vervolg op zijn terugreis per zeilschip. In 1936 treedt de hypermuzikale Britse muzikant Robert Frobischer (Ben Wishaw) in dienst bij een gevierde componist en speelt braaf mee met diens waanidee dat hij slechts de ideeën van het genie op papier zet.
Een Amerikaanse reporter (Halle Berry) stuit in 1972 op een nucleair schandaal. En in 2012 vlucht de Engelse uitgever Timothy Cavendish (Jim Broadbent) voor een stel zware jongens, die er lucht van hebben gekregen dat hij zich verrijkt heeft met de levensgeschiedenis van een andere crimineel die nu in de gevangenis zit.
Twee verhalen spelen in de verre toekomst. In het ‘Neo-Seoel’ van 2044 ontdekt een gekloonde serveerster (Doona Bae) wat er werkelijk gebeurt met collega’s die hun houdbaarheidsdatum hebben bereikt. En ten slotte moet, weer een paar eeuwen later, op het ontvolkte Hawai een boer (Tom Hanks) het opnemen tegen een zooitje gedegenereerde kannibalen.

Net als in het boek bevat de film een aantal scènes waarin de personages in het ene deel op de hoogte raken van het wel en wee van de mensen in een eerder verhaal. Zo beschikken de Koreaanse serveerster en haar kompaan over een film met de avonturen van de geplaagde uitgever Cavendish. Andere delen worden door brieven, een dagboek of zelfs een grammofoonplaat met elkaar in verband gebracht.

David Mitchell vertelt de verhalen keurig één voor één, zij het dat in de afrondingsfase de eerdere vertellingen nog even terugkomen. Dat vonden de filmmakers kennelijk te saai. Zoals in andere ensemblefilms zetten ze de schaar in de verschillende vertellijnen en monteerden ze het zaakje zo dat die elkaar afwisselen. Ze doen dit echter radicaler dan bijvoorbeeld Robert Altman, in zijn bona fide ensemblefilms Nashville (1975), A Wedding (1978), Short Cuts (1993), Prêt-á-Porter (1994), en zijn zwanenzang A Prairie Home Companion (2005).

Tykwer en zijn vrienden knippen kleinere1004VG Cloud2 stukjes. Veel kleiner. Dat is een aanslag op het concentratievermogen. Ik zie genoeg films waarbij ik gedurende de vele dode momenten even nadenk over weet ik wat. Aan welke andere film het thema me doet denken. Waar ik die bijrolacteur al eerder gezien heb. Hoe het psychologisch kan dat een van de personages gelijktijdig een winnende topatleet is én een onvoorstelbare etterbak. Maar doe je dat bij deze film, dan ben je alweer twee fragmenten verder als je uitgedacht bent over het probleem.

Alsof ze de kijker al niet genoeg uitputten laten de makers alle belangrijke acteurs in wel vier tot zes rollen optreden, zonder dat dit meteen opvalt. Sterker nog, ik had gelezen over dit kunstje maar vroeg me desondanks tot het eind van de film af welke van de twee zwarte actrices Halle Berry was. In ieder geval de mooie meid in smetteloos wit die samen met Tom Hanks de strijd aanbindt met de kannibalen. Maar die kekke reporter die nucleaire zwendel op het spoor is, zou dat dezelfde Halle Berry zijn? Ze oogt minder flitsend. Zelfs een beetje uitgezakt, alsof ze op een junk food dieet is en te weinig beweegt. Maar veel vaker was mij een dubbelrol geheel ontgaan, omdat de makers kunstjes uithalen die niemand verwacht. De ongure Hugo Weaving is tevens een fijnzinnige Aziaat en elders zelfs een pronte verpleegster. En dat laatste niet zoals in o-la-la komedies als Some Like it Hot, waaraan een kind kan zien dat Jack Lemmon in zijn malle jurk en dito hoedje niet echt een vrouw is.

Recensenten zijn er niet uit of deze stijlfiguur een uitvloeisel is van de filosofische bespiegelingen over het wezen van de mens in het boek – of in ieder geval in de verfilming. Tot vervelens toe wordt erop gehamerd dat alles met alles samenhangt. Een cursus chaostheorie in 172 minuten. Compleet met Butterfly-effect: een klapwiekende vlinder in Tokio kan een tornado in Texas veroorzaken. Dat schoolmeesteren gebeurt vooral tegen het eind, wanneer alle vertellijnen een dramatisch slot bereiken. Haalt een (of meer) van de personages de eindstreep niet? Geeft niks, want ……………… (vul zelf uw chaostheoretische redenering in).

Meestal heb ik weinig op met populairwetenschappelijke rimram. De would-be filosofische component bezorgt mij dan ook niet de intellectuele verdieping die de makers mogelijk beogen. Maar met de aanstekelijk vertelde avonturen van het zesluik is weinig mis. Alleen het nucleaire schandaal komt niet echt uit de verf. De lotgevallen van uitgever Cavendish echter leveren onversneden slapstick op. Ook het lichtelijk absurdistische rollenspel van muziekassistent Robert Fobischer en zijn vermeend geniale werkgever spreekt zeer tot de verbeelding. Je hebt filmmakers die de kijker in een ijzeren greep nemen en niet meer loslaten. De scenario’s van bijvoorbeeld Pedro Almodovar zijn niet altijd even elegant of fijnzinnig. Maar ook al was je dat niet van plan, het verhaal is zo dwingend dat je je er graag door laat meevoeren.

Hetzelfde gebeurt bij Cloud Atlas. Precies op de helft van de film was in mijn bioscoop een plas- en snoeppauze geprogrammeerd. Ik verheugde me op de 86 minuten die ik nog voor de boeg had. Dat zegt genoeg.


© 2012 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Cloud Atlas barst van ambitie Hans Knegtmans
1004VG Cloud1
Honderdtweeënzeventig minuten duurt de film Cloud Atlas. Nogal veel, voor bezoekers die net als ik na een kleine twee uur film kijken vinden dat het wel mooi is geweest. Een beetje cineast maakt in 172 minuten niet één maar twee volwaardige bioscoopfilms. Neem Donald Siegel, de kampioen van de B-film. The Big Steal (1949) duurde 71 minuten, Riot in Cell Block 11 (1954) ging in 80’, en Baby Face Nelson (1957) deed er 85’ over. Zelfs bij zijn klassieker Invasion of the Body Snatchers (1956) stond je na 80 minuten al weer buiten.

Maar de makers (Andy en Lana Wachowski van de Matrix-trilogie en Tom Tykwer van Lola Rennt en Perfume) konden de zaak moeilijk afraffelen, als ze David Mitchells gelijknamige roman uit 2004 geen geweld wilden aandoen. Ruim 500 pagina’s telt het boek en dat is niet eens overdreven, gegeven de zes verschillende verhaallijnen die ook nog eens in elkaar grijpen.

Ik heb het boek niet gelezen, dus mijn samenvatting hier is zeer gekleurd door de film. Een Amerikaanse advocaat (Jim Sturgess) wordt in 1849 in Polynesië geconfronteerd met slavernij en het thema van rassenhaat krijgt een vervolg op zijn terugreis per zeilschip. In 1936 treedt de hypermuzikale Britse muzikant Robert Frobischer (Ben Wishaw) in dienst bij een gevierde componist en speelt braaf mee met diens waanidee dat hij slechts de ideeën van het genie op papier zet.
Een Amerikaanse reporter (Halle Berry) stuit in 1972 op een nucleair schandaal. En in 2012 vlucht de Engelse uitgever Timothy Cavendish (Jim Broadbent) voor een stel zware jongens, die er lucht van hebben gekregen dat hij zich verrijkt heeft met de levensgeschiedenis van een andere crimineel die nu in de gevangenis zit.
Twee verhalen spelen in de verre toekomst. In het ‘Neo-Seoel’ van 2044 ontdekt een gekloonde serveerster (Doona Bae) wat er werkelijk gebeurt met collega’s die hun houdbaarheidsdatum hebben bereikt. En ten slotte moet, weer een paar eeuwen later, op het ontvolkte Hawai een boer (Tom Hanks) het opnemen tegen een zooitje gedegenereerde kannibalen.

Net als in het boek bevat de film een aantal scènes waarin de personages in het ene deel op de hoogte raken van het wel en wee van de mensen in een eerder verhaal. Zo beschikken de Koreaanse serveerster en haar kompaan over een film met de avonturen van de geplaagde uitgever Cavendish. Andere delen worden door brieven, een dagboek of zelfs een grammofoonplaat met elkaar in verband gebracht.

David Mitchell vertelt de verhalen keurig één voor één, zij het dat in de afrondingsfase de eerdere vertellingen nog even terugkomen. Dat vonden de filmmakers kennelijk te saai. Zoals in andere ensemblefilms zetten ze de schaar in de verschillende vertellijnen en monteerden ze het zaakje zo dat die elkaar afwisselen. Ze doen dit echter radicaler dan bijvoorbeeld Robert Altman, in zijn bona fide ensemblefilms Nashville (1975), A Wedding (1978), Short Cuts (1993), Prêt-á-Porter (1994), en zijn zwanenzang A Prairie Home Companion (2005).

Tykwer en zijn vrienden knippen kleinere1004VG Cloud2 stukjes. Veel kleiner. Dat is een aanslag op het concentratievermogen. Ik zie genoeg films waarbij ik gedurende de vele dode momenten even nadenk over weet ik wat. Aan welke andere film het thema me doet denken. Waar ik die bijrolacteur al eerder gezien heb. Hoe het psychologisch kan dat een van de personages gelijktijdig een winnende topatleet is én een onvoorstelbare etterbak. Maar doe je dat bij deze film, dan ben je alweer twee fragmenten verder als je uitgedacht bent over het probleem.

Alsof ze de kijker al niet genoeg uitputten laten de makers alle belangrijke acteurs in wel vier tot zes rollen optreden, zonder dat dit meteen opvalt. Sterker nog, ik had gelezen over dit kunstje maar vroeg me desondanks tot het eind van de film af welke van de twee zwarte actrices Halle Berry was. In ieder geval de mooie meid in smetteloos wit die samen met Tom Hanks de strijd aanbindt met de kannibalen. Maar die kekke reporter die nucleaire zwendel op het spoor is, zou dat dezelfde Halle Berry zijn? Ze oogt minder flitsend. Zelfs een beetje uitgezakt, alsof ze op een junk food dieet is en te weinig beweegt. Maar veel vaker was mij een dubbelrol geheel ontgaan, omdat de makers kunstjes uithalen die niemand verwacht. De ongure Hugo Weaving is tevens een fijnzinnige Aziaat en elders zelfs een pronte verpleegster. En dat laatste niet zoals in o-la-la komedies als Some Like it Hot, waaraan een kind kan zien dat Jack Lemmon in zijn malle jurk en dito hoedje niet echt een vrouw is.

Recensenten zijn er niet uit of deze stijlfiguur een uitvloeisel is van de filosofische bespiegelingen over het wezen van de mens in het boek – of in ieder geval in de verfilming. Tot vervelens toe wordt erop gehamerd dat alles met alles samenhangt. Een cursus chaostheorie in 172 minuten. Compleet met Butterfly-effect: een klapwiekende vlinder in Tokio kan een tornado in Texas veroorzaken. Dat schoolmeesteren gebeurt vooral tegen het eind, wanneer alle vertellijnen een dramatisch slot bereiken. Haalt een (of meer) van de personages de eindstreep niet? Geeft niks, want ……………… (vul zelf uw chaostheoretische redenering in).

Meestal heb ik weinig op met populairwetenschappelijke rimram. De would-be filosofische component bezorgt mij dan ook niet de intellectuele verdieping die de makers mogelijk beogen. Maar met de aanstekelijk vertelde avonturen van het zesluik is weinig mis. Alleen het nucleaire schandaal komt niet echt uit de verf. De lotgevallen van uitgever Cavendish echter leveren onversneden slapstick op. Ook het lichtelijk absurdistische rollenspel van muziekassistent Robert Fobischer en zijn vermeend geniale werkgever spreekt zeer tot de verbeelding. Je hebt filmmakers die de kijker in een ijzeren greep nemen en niet meer loslaten. De scenario’s van bijvoorbeeld Pedro Almodovar zijn niet altijd even elegant of fijnzinnig. Maar ook al was je dat niet van plan, het verhaal is zo dwingend dat je je er graag door laat meevoeren.

Hetzelfde gebeurt bij Cloud Atlas. Precies op de helft van de film was in mijn bioscoop een plas- en snoeppauze geprogrammeerd. Ik verheugde me op de 86 minuten die ik nog voor de boeg had. Dat zegt genoeg.
© 2012 Hans Knegtmans
powered by CJ2