archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 9
30 augustus 2012
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Brief aan Manon Lescaut (Merteuil 16) Willem Minderhout

0918VG Merteuil16
Geachte juffrouw Lescaut,

Ik weet niet of wij elkaar ooit getroffen hebben, of dat u anderszins van mijn bestaan op de hoogte bent. Om met de deur in huis te vallen: ik ben net als u een achttiende-eeuwse romanfiguur. Ik ben echter geenszins tevreden met de wijze waarop ik door achtereenvolgens Choderlos Delaclos en Hella Haasse ben afgebeeld, dus ik tracht nu mijn leven te reconstrueren op een wijze waar ik trots op kan zijn, of op zijn minst tevreden.

Om deze taak uit te voeren heb ik een schrijvertje ingeschakeld. Ik ben echter niet echt onder de indruk van zijn prestaties. Hij doet net of hij alles over de achttiende-eeuw weet, maar ik heb zo mijn twijfels. Ik ben mij dus zelf maar in die materie gaan verdiepen. Vooral vrouwenlevens uit die tijd hebben mijn bijzondere aandacht. Tijdens mijn omzwervingen in de boekenkast stuitte ik op het boek waarin Abbé Prévost uw leven beschreven heeft.

In eerste instantie verwachtte ik in Prévost een verwante ziel te kunnen ontdekken. Ook hij is immers een aantal malen Frankrijk ontvlucht om zijn heil te zoeken in Den Haag, de stad waar ik mij momenteel noodgedwongen bevind.

Ik vond het boek over uw leven uiterst vermakelijk, maar ook uiterst onwaarschijnlijk. Ik meende in u een lotgenoot te te herkennen: een weerloze romanfiguur die is overgeleverd aan de hersenspinsels van een – mannelijke! – schrijver. Ik kreeg tijdens het leven een steeds grotere hekel aan de wezelachtige ik-figuur: de ridder Des Grieux. Ik projecteer die hekel op de auteur. Is dat ten onrechte? Maak ik de fout van de ongeoefende lezer om mijn ongenoegen over een romanfiguur op de auteur bot te vieren?

Dat een levenslustig meisje, zoals u, dat tegen haar wil is voorbestemd voor het klooster er vandoor gaat met een novice is nog tot daar aan toe. Zoiets zou ik ook gedaan hebben denk ik. De rest van het verhaal, een leven vol bedrog en flessentrekkerij en zonder een dag eerlijke arbeid te verrichten, tart echter mijn voorstellingsvermogen. Althans dat dacht ik: totdat ik het verhaal van de hertogin van Lamotte-Valois las. In Frankrijk blijkt dat een zeer bekend verhaal te zijn, maar onze romanpersonages worden nooit ergens van op de hoogte gesteld als het niet in de plot te pas komt. Mij althans niet.

Moet ik in details treden? Moet ik minutieus navertellen hoe dit bedelende weesmeisje het bracht tot een bekende figuur in de Franse society? Hoe zij net deed alsof zij Marie Antoinette om haar vinger wond? Hoe zij de grootaalmoezenier, de kardinaal van Rohan, tot op de laatste penning uitschudde?

Net als met u liep het uiteindelijk slecht met haar af. U werd gedeporteerd naar het verre Louisiana en crepeerde daar uiteindelijk in de wildernis. De hertogin van Lamotte-Valois viel uiteindelijk, vanwege een van de grootste zwendels ooit met een diamanten collier, door de mand. Zij werd met de ‘V’ van ‘voleuse’ gebrandmerkt, kreeg zweepslagen toegedeeld en werd levenslang opgesloten.

Nee, ik treed niet in details. Die kan ik later wellicht nog gebruiken bij de reconstructie van mijn leven. In het hof van Lodewijk XVI kom ik namelijk ook mijn schepper, Choderlos Delaclos, tegen. Hij spande samen met de hertog van Orleans. Ik zal mij dus in een ander kamp moeten begeven. Bij de royalisten? Bij de revolutionairen? Ik weet het nog niet.

Wat ik u wel vraag, mejuffrouw Lescaut, is het volgende: indien mijn vermoeden juist is dat uw leven door Abbé Prévost ten onrechte in een kwaad daglicht is gesteld, wilt u mij dan bijstaan in mijn zoektocht naar de waarheid? Als het ons samen lukt het ware verhaal te schrijven en daarmee Delaclos te ontmaskeren als een kwaadaardige fantast, dan zal ik u bijstaan om ook de naam van Abbé Prévost voorgoed zwart te maken.
Wij vrouwelijke romanfiguren, zeker als we verzonnen zijn door mannelijke auteurs, moeten elkaar bijstaan. Ik hoop op u te mogen rekenen.
Uw toegenegen,

Markiezin de Merteuil

Bronnen:
Abbé Prévost (1731, 1972), Manon Lescaut, Gallimard, Parijs.
Stefan Zweig (1932 1984), Marie Antoinette, Grove Press, New York
 
********************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.


© 2012 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Brief aan Manon Lescaut (Merteuil 16) Willem Minderhout
0918VG Merteuil16
Geachte juffrouw Lescaut,

Ik weet niet of wij elkaar ooit getroffen hebben, of dat u anderszins van mijn bestaan op de hoogte bent. Om met de deur in huis te vallen: ik ben net als u een achttiende-eeuwse romanfiguur. Ik ben echter geenszins tevreden met de wijze waarop ik door achtereenvolgens Choderlos Delaclos en Hella Haasse ben afgebeeld, dus ik tracht nu mijn leven te reconstrueren op een wijze waar ik trots op kan zijn, of op zijn minst tevreden.

Om deze taak uit te voeren heb ik een schrijvertje ingeschakeld. Ik ben echter niet echt onder de indruk van zijn prestaties. Hij doet net of hij alles over de achttiende-eeuw weet, maar ik heb zo mijn twijfels. Ik ben mij dus zelf maar in die materie gaan verdiepen. Vooral vrouwenlevens uit die tijd hebben mijn bijzondere aandacht. Tijdens mijn omzwervingen in de boekenkast stuitte ik op het boek waarin Abbé Prévost uw leven beschreven heeft.

In eerste instantie verwachtte ik in Prévost een verwante ziel te kunnen ontdekken. Ook hij is immers een aantal malen Frankrijk ontvlucht om zijn heil te zoeken in Den Haag, de stad waar ik mij momenteel noodgedwongen bevind.

Ik vond het boek over uw leven uiterst vermakelijk, maar ook uiterst onwaarschijnlijk. Ik meende in u een lotgenoot te te herkennen: een weerloze romanfiguur die is overgeleverd aan de hersenspinsels van een – mannelijke! – schrijver. Ik kreeg tijdens het leven een steeds grotere hekel aan de wezelachtige ik-figuur: de ridder Des Grieux. Ik projecteer die hekel op de auteur. Is dat ten onrechte? Maak ik de fout van de ongeoefende lezer om mijn ongenoegen over een romanfiguur op de auteur bot te vieren?

Dat een levenslustig meisje, zoals u, dat tegen haar wil is voorbestemd voor het klooster er vandoor gaat met een novice is nog tot daar aan toe. Zoiets zou ik ook gedaan hebben denk ik. De rest van het verhaal, een leven vol bedrog en flessentrekkerij en zonder een dag eerlijke arbeid te verrichten, tart echter mijn voorstellingsvermogen. Althans dat dacht ik: totdat ik het verhaal van de hertogin van Lamotte-Valois las. In Frankrijk blijkt dat een zeer bekend verhaal te zijn, maar onze romanpersonages worden nooit ergens van op de hoogte gesteld als het niet in de plot te pas komt. Mij althans niet.

Moet ik in details treden? Moet ik minutieus navertellen hoe dit bedelende weesmeisje het bracht tot een bekende figuur in de Franse society? Hoe zij net deed alsof zij Marie Antoinette om haar vinger wond? Hoe zij de grootaalmoezenier, de kardinaal van Rohan, tot op de laatste penning uitschudde?

Net als met u liep het uiteindelijk slecht met haar af. U werd gedeporteerd naar het verre Louisiana en crepeerde daar uiteindelijk in de wildernis. De hertogin van Lamotte-Valois viel uiteindelijk, vanwege een van de grootste zwendels ooit met een diamanten collier, door de mand. Zij werd met de ‘V’ van ‘voleuse’ gebrandmerkt, kreeg zweepslagen toegedeeld en werd levenslang opgesloten.

Nee, ik treed niet in details. Die kan ik later wellicht nog gebruiken bij de reconstructie van mijn leven. In het hof van Lodewijk XVI kom ik namelijk ook mijn schepper, Choderlos Delaclos, tegen. Hij spande samen met de hertog van Orleans. Ik zal mij dus in een ander kamp moeten begeven. Bij de royalisten? Bij de revolutionairen? Ik weet het nog niet.

Wat ik u wel vraag, mejuffrouw Lescaut, is het volgende: indien mijn vermoeden juist is dat uw leven door Abbé Prévost ten onrechte in een kwaad daglicht is gesteld, wilt u mij dan bijstaan in mijn zoektocht naar de waarheid? Als het ons samen lukt het ware verhaal te schrijven en daarmee Delaclos te ontmaskeren als een kwaadaardige fantast, dan zal ik u bijstaan om ook de naam van Abbé Prévost voorgoed zwart te maken.
Wij vrouwelijke romanfiguren, zeker als we verzonnen zijn door mannelijke auteurs, moeten elkaar bijstaan. Ik hoop op u te mogen rekenen.
Uw toegenegen,

Markiezin de Merteuil

Bronnen:
Abbé Prévost (1731, 1972), Manon Lescaut, Gallimard, Parijs.
Stefan Zweig (1932 1984), Marie Antoinette, Grove Press, New York
 
********************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
© 2012 Willem Minderhout
powered by CJ2