archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 9
7 juni 2012
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Ober: één trauma voor Madame! (15) Willem Minderhout

0915VG Saint
We keren weer terug in het café waar we Madame de Merteuil de vorige keer hebben verlaten. Aan een tafeltje zit Sint Scenario. Hij is aan het telefoneren en kijkt wat bedrukt. Uit zijn woorden blijkt dat hij Sint Eustachius aan de lijn heeft.

‘Ja, oom Frits.’ … ‘Ik weet het, oom Frits.’ …. ‘Maar dat mens wil per se haar eigen verhaal vertellen.’ … ‘Natuurlijk heb ik haar verteld wat de deadline was.’ … ‘Het is per slot van rekening een markiezin, die laat zich niets vertellen.‘ … ‘Zelf iets verzinnen? Ik heb haar moeten beloven dat ik dat niet meer zou doen.‘ … ‘Oh, daar komt ze. Hopelijk heeft ze kopij bij zich.’ … ‘Ja, ik bel zo spoedig mogelijk terug.‘

Met een blik van opluchting stopt Sint Scenario zijn mobieltje in zijn borstzak en staat op om de markiezin welkom te heten. Zij slaat nauwelijks acht op hem. Ze schuift wat kopjes en glazen opzij en gooit met een smak een enorme stapel paperassen op het tafeltje. Triomfantelijk kijkt ze hem aan. ‘Ik ben er uit!’, zegt ze. Ze schuift een stoel aan en gaat zitten.

Sint Scenario kijkt wat verward naar de enorme stapel papier. ‘Waar bent u precies uit?’ stamelt hij. ‘Moet dit allemaal in de volgende Leunstoel?’

Madame de Merteuil schuift de stapel resoluut opzij. ‘Nee, mijn beste. Dit is slechts voorwerk. Maar de grote lijnen van het leven dat ik geleefd zou hebben als ik bestaan had staan me nu helder voor de geest. Mijn geboorte in 1734 hadden we al vastgesteld. Ik ben van plan om negentig jaar te worden, dus dat is 1824. Nu is het nog een kwestie van invullen.

Moet u horen. Ik heb een geweldig idee hoe ik markiezin ga worden. Via de markies d’Argens. Zo helder als wat. Mijn vader en ik moeten namelijk breken met oom Julien de Lamettrie op het moment dat zijn materialisme hoe langer hoe meer verwordt tot een immoralisme. Net als Diderot en de markies d’Argens dat indertijd met hem gebrouilleerd raakten!’

‘Dus u gaat trouwen met d’Argens?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Ik wil niet naar Berlijn, ik wil in Frankrijk blijven. Maar via d’Argens kom ik in contact met de steenrijke markies de Merteuil. Die heeft nooit bestaan dus dat kan makkelijk. Die de Merteuil is een homoseksuele vriend van d’Argens! Hij zoekt een vrouw die voor zijn echtgenote wil doorgaan, maar hem verder zijn gang laat gaan. Hij heeft liever het schandaal van een huwelijk met een burgermeisje dan dat zijn homoseksualiteit bekend wordt. En ik ben uiteraard zo’n oogverblindende schoonheid, en bovendien nog razend intelligent ook, dat iedereen denkt dat we uit liefde getrouwd zijn. Enfin, dat werken we nog wel uit.

Ik kom in ieder geval in Parijs terecht. Versailles, café Procope, de rest. Wie ik niet allemaal tegenkom! Marie Antoinette, Diderot, Casanova, Mirabeau. En natuurlijk muziek! Lully, Rameau, Gluck en misschien zelfs Mozart. Het wordt schitterend. En de Republiek, Pruisen en Engeland spelen natuurlijk ook een rol.’

‘Hoeveel afleveringen van De Leunstoel denkt u daarmee te gaan vullen?’ ‘Zoals het zich nu laat aanzien 378 episodes. Misschien een paar honderd meer maar dat maakt niet uit. Ik besta niet, dus ik heb alle tijd.‘ ‘Als oom Frits, ik bedoel Sint Eustachius, dat maar goed vindt.’ ‘Hij zal er mee moeten leren leven.’ ‘Goed, maar we zijn nog niet erg opgeschoten. Hoe gaan we van start?’ ‘We beginnen bij het begin. Mijn jeugd. Maar daar worstel ik nog wat mee. Of beter gezegd: ik zoek nog naar iets waarmee ik kan worstelen.’

‘Heeft u uw notitieblok bij u?’, vraagt de markiezin. ‘Ik heb mij namelijk gestort op de vroegste herinneringen van Rétif de la Bretonne en Jean-Jacques Rousseau en ik ben tot de opmerkelijke conclusie gekomen dat ze beiden enorme waarde hechten aan een jeugdtrauma. Dat zou hun latere karakter bepaald hebben. Misschien kunnen we het avontuur van Madame Roland met de vrijpostige knecht daar ook onder scharen. Ja, u denkt dat die Freud van u dat allemaal heeft uitgevonden, maar wij achttiende-eeuwers konden er ook wat van.’

Madame de Merteuil grist een aantal bladzijdes van de stapel, bladert even tot ze de juiste gevonden heeft, kijkt even of haar woorden wel worden opgeschreven en steekt van wal.

‘Kijk, neem nou Jean-Jacques Rousseau. In zijn Confessions 1) wijt hij zijn wisselvallige karakter aan een vroeg avontuur met zijn pleegmoeder, de vrouw van de dorpsdominee Lambercier. Hij hield van haar als van zijn eigen moeder en ze gingen zeer vertrouwelijk met elkaar om. Als het erg koud was mocht hij zelfs bij haar in bed slapen. Wat hem echter, volgens zijn eigen zeggen, voor het leven getekend heeft was de erotische vervoering als ze hem over de knie legde om hem billenkoek te geven. Hij was toen nog maar een jaar of tien.

Ook Rétif de la Bretonne 2) herinnert zich twee voorvallen die hem voor het leven zouden tekenen. Hij wijt zijn nachtelijke angsten aan een incident met honden. Zijn eigen hond beet hem in zijn been terwijl, op hetzelfde moment en op dezelfde plaats, zijn vader een dolle hond doodschoot. Vrees voor honden, harde knallen en andere onbestemde angsten zouden hem de rest van zijn leven kwellen. Maar ook zijn ‘erotisch temperament’ verklaart hij uit een incident uit zijn jeugd. Op vierjarige leeftijd werd hij, omdat hij zo’n mooie kleuter was, door iedereen verwend. Vooral ene Marie Piôt, een meisje van een jaar of tien, liep altijd met de jonge Nicolas rond te zeulen. Haar knuffels deden Nicolas veel plezier, maar hij herinnert zich ook dat ze in haar onschuld ‘mijn pik en mijn ballen kietelde totdat ik een stijve kreeg’. Daar werd het zaad voor zijn latere rokkenjagerij gezaaid! Hij kon daar zelf gewoon niets aan doen, maar hij noemt het ´een goede les voor alle ouders met goeduitziende kinderen´. Houdt uw kleuter uit de buurt van al te knuffelige meisjes, want het zou wel eens een groot schrijver kunnen worden!

Kortom, meneer de schrijver, ik wil ook een jeugdtrauma dat de rest van mijn leven zal determineren. En daar heb ik uw hulp bij nodig. De rest zal ik u te zijner tijd dicteren.´

Nadat ze was uitgesproken verzamelde de markiezin haar papieren, deed ze in een mand, groette haar schrijver met een kort hoofdknikje en verliet het café.

1) Jean-Jacques Rousseau (1973), Les Confessions. Livres I a IV (1712 – 1731), Gallimard, Parijs
2) Nicolas Rétif de la Bretonne (1997), Monsieur Nicolas, of de menselijke inborst ontmaskerd, deel 1, Aristos, Rotterdam
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2012 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Ober: één trauma voor Madame! (15) Willem Minderhout
0915VG Saint
We keren weer terug in het café waar we Madame de Merteuil de vorige keer hebben verlaten. Aan een tafeltje zit Sint Scenario. Hij is aan het telefoneren en kijkt wat bedrukt. Uit zijn woorden blijkt dat hij Sint Eustachius aan de lijn heeft.

‘Ja, oom Frits.’ … ‘Ik weet het, oom Frits.’ …. ‘Maar dat mens wil per se haar eigen verhaal vertellen.’ … ‘Natuurlijk heb ik haar verteld wat de deadline was.’ … ‘Het is per slot van rekening een markiezin, die laat zich niets vertellen.‘ … ‘Zelf iets verzinnen? Ik heb haar moeten beloven dat ik dat niet meer zou doen.‘ … ‘Oh, daar komt ze. Hopelijk heeft ze kopij bij zich.’ … ‘Ja, ik bel zo spoedig mogelijk terug.‘

Met een blik van opluchting stopt Sint Scenario zijn mobieltje in zijn borstzak en staat op om de markiezin welkom te heten. Zij slaat nauwelijks acht op hem. Ze schuift wat kopjes en glazen opzij en gooit met een smak een enorme stapel paperassen op het tafeltje. Triomfantelijk kijkt ze hem aan. ‘Ik ben er uit!’, zegt ze. Ze schuift een stoel aan en gaat zitten.

Sint Scenario kijkt wat verward naar de enorme stapel papier. ‘Waar bent u precies uit?’ stamelt hij. ‘Moet dit allemaal in de volgende Leunstoel?’

Madame de Merteuil schuift de stapel resoluut opzij. ‘Nee, mijn beste. Dit is slechts voorwerk. Maar de grote lijnen van het leven dat ik geleefd zou hebben als ik bestaan had staan me nu helder voor de geest. Mijn geboorte in 1734 hadden we al vastgesteld. Ik ben van plan om negentig jaar te worden, dus dat is 1824. Nu is het nog een kwestie van invullen.

Moet u horen. Ik heb een geweldig idee hoe ik markiezin ga worden. Via de markies d’Argens. Zo helder als wat. Mijn vader en ik moeten namelijk breken met oom Julien de Lamettrie op het moment dat zijn materialisme hoe langer hoe meer verwordt tot een immoralisme. Net als Diderot en de markies d’Argens dat indertijd met hem gebrouilleerd raakten!’

‘Dus u gaat trouwen met d’Argens?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Ik wil niet naar Berlijn, ik wil in Frankrijk blijven. Maar via d’Argens kom ik in contact met de steenrijke markies de Merteuil. Die heeft nooit bestaan dus dat kan makkelijk. Die de Merteuil is een homoseksuele vriend van d’Argens! Hij zoekt een vrouw die voor zijn echtgenote wil doorgaan, maar hem verder zijn gang laat gaan. Hij heeft liever het schandaal van een huwelijk met een burgermeisje dan dat zijn homoseksualiteit bekend wordt. En ik ben uiteraard zo’n oogverblindende schoonheid, en bovendien nog razend intelligent ook, dat iedereen denkt dat we uit liefde getrouwd zijn. Enfin, dat werken we nog wel uit.

Ik kom in ieder geval in Parijs terecht. Versailles, café Procope, de rest. Wie ik niet allemaal tegenkom! Marie Antoinette, Diderot, Casanova, Mirabeau. En natuurlijk muziek! Lully, Rameau, Gluck en misschien zelfs Mozart. Het wordt schitterend. En de Republiek, Pruisen en Engeland spelen natuurlijk ook een rol.’

‘Hoeveel afleveringen van De Leunstoel denkt u daarmee te gaan vullen?’ ‘Zoals het zich nu laat aanzien 378 episodes. Misschien een paar honderd meer maar dat maakt niet uit. Ik besta niet, dus ik heb alle tijd.‘ ‘Als oom Frits, ik bedoel Sint Eustachius, dat maar goed vindt.’ ‘Hij zal er mee moeten leren leven.’ ‘Goed, maar we zijn nog niet erg opgeschoten. Hoe gaan we van start?’ ‘We beginnen bij het begin. Mijn jeugd. Maar daar worstel ik nog wat mee. Of beter gezegd: ik zoek nog naar iets waarmee ik kan worstelen.’

‘Heeft u uw notitieblok bij u?’, vraagt de markiezin. ‘Ik heb mij namelijk gestort op de vroegste herinneringen van Rétif de la Bretonne en Jean-Jacques Rousseau en ik ben tot de opmerkelijke conclusie gekomen dat ze beiden enorme waarde hechten aan een jeugdtrauma. Dat zou hun latere karakter bepaald hebben. Misschien kunnen we het avontuur van Madame Roland met de vrijpostige knecht daar ook onder scharen. Ja, u denkt dat die Freud van u dat allemaal heeft uitgevonden, maar wij achttiende-eeuwers konden er ook wat van.’

Madame de Merteuil grist een aantal bladzijdes van de stapel, bladert even tot ze de juiste gevonden heeft, kijkt even of haar woorden wel worden opgeschreven en steekt van wal.

‘Kijk, neem nou Jean-Jacques Rousseau. In zijn Confessions 1) wijt hij zijn wisselvallige karakter aan een vroeg avontuur met zijn pleegmoeder, de vrouw van de dorpsdominee Lambercier. Hij hield van haar als van zijn eigen moeder en ze gingen zeer vertrouwelijk met elkaar om. Als het erg koud was mocht hij zelfs bij haar in bed slapen. Wat hem echter, volgens zijn eigen zeggen, voor het leven getekend heeft was de erotische vervoering als ze hem over de knie legde om hem billenkoek te geven. Hij was toen nog maar een jaar of tien.

Ook Rétif de la Bretonne 2) herinnert zich twee voorvallen die hem voor het leven zouden tekenen. Hij wijt zijn nachtelijke angsten aan een incident met honden. Zijn eigen hond beet hem in zijn been terwijl, op hetzelfde moment en op dezelfde plaats, zijn vader een dolle hond doodschoot. Vrees voor honden, harde knallen en andere onbestemde angsten zouden hem de rest van zijn leven kwellen. Maar ook zijn ‘erotisch temperament’ verklaart hij uit een incident uit zijn jeugd. Op vierjarige leeftijd werd hij, omdat hij zo’n mooie kleuter was, door iedereen verwend. Vooral ene Marie Piôt, een meisje van een jaar of tien, liep altijd met de jonge Nicolas rond te zeulen. Haar knuffels deden Nicolas veel plezier, maar hij herinnert zich ook dat ze in haar onschuld ‘mijn pik en mijn ballen kietelde totdat ik een stijve kreeg’. Daar werd het zaad voor zijn latere rokkenjagerij gezaaid! Hij kon daar zelf gewoon niets aan doen, maar hij noemt het ´een goede les voor alle ouders met goeduitziende kinderen´. Houdt uw kleuter uit de buurt van al te knuffelige meisjes, want het zou wel eens een groot schrijver kunnen worden!

Kortom, meneer de schrijver, ik wil ook een jeugdtrauma dat de rest van mijn leven zal determineren. En daar heb ik uw hulp bij nodig. De rest zal ik u te zijner tijd dicteren.´

Nadat ze was uitgesproken verzamelde de markiezin haar papieren, deed ze in een mand, groette haar schrijver met een kort hoofdknikje en verliet het café.

1) Jean-Jacques Rousseau (1973), Les Confessions. Livres I a IV (1712 – 1731), Gallimard, Parijs
2) Nicolas Rétif de la Bretonne (1997), Monsieur Nicolas, of de menselijke inborst ontmaskerd, deel 1, Aristos, Rotterdam
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2012 Willem Minderhout
powered by CJ2