archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 9
23 mei 2012
Bezigheden > Koken delen printen terug
Toen kwam de magnetron Maeve van der Steen

0914BZ Tijden
Tijden veranderen. In de begintijd van mijn theatercarrière was het nog normaal om thuis te eten voor je naar ‘de bus’ vertrok, al was het dan nog zo’n raar vroeg tijdstip om te dineren. Als de bus bijvoorbeeld om zes uur uit Amsterdam vertrok omdat je om zeven uur in het Luxortheater in Rotterdam moest zijn, betekende dat dat je om half vijf moest gaan eten. En dus om vier uur moest gaan koken, op zijn laatst. Ik deed dat niet, wel dat om vier uur gaan koken, maar eten deed ik ’s nachts bij thuiskomst pas. Om daarna nog een paar uurtjes gezellig te drinken met mijn vriend, en vaak meerdere vrienden zelfs (vriendinnen waren nooit zo laat nog op). Ik was jong en een nachtmens.

Als je heel ver van huis ging, bijvoorbeeld naar Groningen of Maastricht, kreeg je séjour, dan kon je in een restaurant eten en vertrok de bus extra vroeg zodat je daar ook ruim de tijd voor had. Ondanks die marge kwam het toch regelmatig voor dat je ergens zat en dat er iets misging in de keuken. Of er was maar één serveerster voor de hele tent, zodat het toch nog een zenuwenboel werd. Of dat je het domweg niet haalde en het uiteindelijk gearriveerde eten maar moest laten inpakken en meenemen naar je kleedkamer. Ik herinner me een keer dat Karin Bloemen resoluut opstond en de bediening ging assisteren, zodat we toch nog op tijd ons bord voor onze neus hadden.

Of die avond dat ik me de hele dag verheugd had op een pannenkoek met spek (er was de dag tevoren afgesproken: ‘we gaan morgen in de Pannekoekenboot eten tegenover het theater, hoeven we niet te stressen’) en er een pan defect was waardoor het anderhalf uur duurde voordat iedereen zijn pannenkoek had, ik zat ondertussen letterlijk te watertanden en wilde de tafel al gaan opeten.
Jaren later werd het usance dat de meeste mensen hun eten meenamen, zelf gekookt en vervoerd in een warmhouddoos – lees hierover mijn stukje ‘Een toerneedoos of het eten van een artiest’. Sommigen gingen in Amsterdam of in de plaats waar gespeeld moest worden naar de snackbar. Die snackbar zal je trouwens niet vinden in een buitenwijk waar een multifunctioneel gebouw staat met het theater erin, dus je neemt dan wel een risico. In enkele theaters kon je in de artiestenfoyer een versbereide maaltijd krijgen (dat is nu nog steeds zo, in het Delamartheater in Amsterdam en de Rotterdamse schouwburg bijvoorbeeld).

Toen kwam de magnetron.
Al is de magnetron al in 1947 in Amerika uitgevonden, bij ons begon pas begin jaren negentig ‘iedereen’ een magnetron te kopen. Al ken ik nog steeds mensen die er geen een hebben. In theaterland schiep dat mogelijkheden, je kon nu je stoommaaltijd laten garen of je zelfgemaakte maaltijd opwarmen.
En nu, anno 2012, blijkt catering ineens de gewoonte te zijn. Vanwege de files moet er toch steeds vroeger vertrokken worden, dus kan je net zo goed tijd inruimen om rustig in het theater te eten. Aangezien ik niet mijn hele leven toer, maar soms jaren alleen televisiewerk doe of voice-overs, of boeken inlees, of eens een liedje zing, of helemaal zonder werk zit, maak ik de veranderingen in theaterland sprongsgewijs mee.

Goed, catering, dat houdt in dat er eten mee gaat in de bus. Er blijken verschillende bedrijven te zijn (van die traiteurs waarvan ik dacht dat ze moesten leven van de drukke singles of tweeverdieners uit de buurt) die hele theatergezelschappen cateren.
Wat een luxe! Niet hoeven koken en ook geen boodschappen hoeven doen. Scheelt tijd en vooral stress. Lekker je bordje opscheppen en happen maar. De nadelen worden ook snel duidelijk. De cateraar waar we in het begin zo enthousiast over waren blijkt toch vaak dezelfde worstjes te serveren. En die salade iedere keer met die zwarte olijven... het is net of je iedere dag naar hetzelfde restaurant moet, niet een paar weken, maar maandenlang. En voor vijftien man is een of twee magnetrons wel erg weinig, waardoor je meestal lauw eten hebt. Eerlijk gezegd genoot ik elke dag, heb bijvoorbeeld zelden zulk lekker zacht draadjesvlees gegeten als bij deze Peperwortel (vooruit, laten we de naam maar noemen) maar het gemopper om me heen bedierf af en toe mijn eetlust.

We hebben nu een nieuwe cateraar, die met gejuich ontvangen werd, maar het gezeur begint alweer. De tournee loopt ten einde en iedereen heeft er genoeg van. Van het toneelstuk en de collega’s. En de hardwerkende cateraar krijgt de schuld.
Straks iedere dag weer zelf koken wat je lekker vindt, dat wordt smullen! Met een glaasje wijn erbij (heb ik natuurlijk moeten ontberen, je drinkt niet als je nog moet werken.) Een andijviestamppotje bijvoorbeeld. Waarbij je het er wel voor over moet hebben om de andijvie zelf te wassen, en fijn te snijden en warme melk moet gebruiken voor een romig resultaat.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2012 Maeve van der Steen meer Maeve van der Steen - meer "Koken" -
Bezigheden > Koken
Toen kwam de magnetron Maeve van der Steen
0914BZ Tijden
Tijden veranderen. In de begintijd van mijn theatercarrière was het nog normaal om thuis te eten voor je naar ‘de bus’ vertrok, al was het dan nog zo’n raar vroeg tijdstip om te dineren. Als de bus bijvoorbeeld om zes uur uit Amsterdam vertrok omdat je om zeven uur in het Luxortheater in Rotterdam moest zijn, betekende dat dat je om half vijf moest gaan eten. En dus om vier uur moest gaan koken, op zijn laatst. Ik deed dat niet, wel dat om vier uur gaan koken, maar eten deed ik ’s nachts bij thuiskomst pas. Om daarna nog een paar uurtjes gezellig te drinken met mijn vriend, en vaak meerdere vrienden zelfs (vriendinnen waren nooit zo laat nog op). Ik was jong en een nachtmens.

Als je heel ver van huis ging, bijvoorbeeld naar Groningen of Maastricht, kreeg je séjour, dan kon je in een restaurant eten en vertrok de bus extra vroeg zodat je daar ook ruim de tijd voor had. Ondanks die marge kwam het toch regelmatig voor dat je ergens zat en dat er iets misging in de keuken. Of er was maar één serveerster voor de hele tent, zodat het toch nog een zenuwenboel werd. Of dat je het domweg niet haalde en het uiteindelijk gearriveerde eten maar moest laten inpakken en meenemen naar je kleedkamer. Ik herinner me een keer dat Karin Bloemen resoluut opstond en de bediening ging assisteren, zodat we toch nog op tijd ons bord voor onze neus hadden.

Of die avond dat ik me de hele dag verheugd had op een pannenkoek met spek (er was de dag tevoren afgesproken: ‘we gaan morgen in de Pannekoekenboot eten tegenover het theater, hoeven we niet te stressen’) en er een pan defect was waardoor het anderhalf uur duurde voordat iedereen zijn pannenkoek had, ik zat ondertussen letterlijk te watertanden en wilde de tafel al gaan opeten.
Jaren later werd het usance dat de meeste mensen hun eten meenamen, zelf gekookt en vervoerd in een warmhouddoos – lees hierover mijn stukje ‘Een toerneedoos of het eten van een artiest’. Sommigen gingen in Amsterdam of in de plaats waar gespeeld moest worden naar de snackbar. Die snackbar zal je trouwens niet vinden in een buitenwijk waar een multifunctioneel gebouw staat met het theater erin, dus je neemt dan wel een risico. In enkele theaters kon je in de artiestenfoyer een versbereide maaltijd krijgen (dat is nu nog steeds zo, in het Delamartheater in Amsterdam en de Rotterdamse schouwburg bijvoorbeeld).

Toen kwam de magnetron.
Al is de magnetron al in 1947 in Amerika uitgevonden, bij ons begon pas begin jaren negentig ‘iedereen’ een magnetron te kopen. Al ken ik nog steeds mensen die er geen een hebben. In theaterland schiep dat mogelijkheden, je kon nu je stoommaaltijd laten garen of je zelfgemaakte maaltijd opwarmen.
En nu, anno 2012, blijkt catering ineens de gewoonte te zijn. Vanwege de files moet er toch steeds vroeger vertrokken worden, dus kan je net zo goed tijd inruimen om rustig in het theater te eten. Aangezien ik niet mijn hele leven toer, maar soms jaren alleen televisiewerk doe of voice-overs, of boeken inlees, of eens een liedje zing, of helemaal zonder werk zit, maak ik de veranderingen in theaterland sprongsgewijs mee.

Goed, catering, dat houdt in dat er eten mee gaat in de bus. Er blijken verschillende bedrijven te zijn (van die traiteurs waarvan ik dacht dat ze moesten leven van de drukke singles of tweeverdieners uit de buurt) die hele theatergezelschappen cateren.
Wat een luxe! Niet hoeven koken en ook geen boodschappen hoeven doen. Scheelt tijd en vooral stress. Lekker je bordje opscheppen en happen maar. De nadelen worden ook snel duidelijk. De cateraar waar we in het begin zo enthousiast over waren blijkt toch vaak dezelfde worstjes te serveren. En die salade iedere keer met die zwarte olijven... het is net of je iedere dag naar hetzelfde restaurant moet, niet een paar weken, maar maandenlang. En voor vijftien man is een of twee magnetrons wel erg weinig, waardoor je meestal lauw eten hebt. Eerlijk gezegd genoot ik elke dag, heb bijvoorbeeld zelden zulk lekker zacht draadjesvlees gegeten als bij deze Peperwortel (vooruit, laten we de naam maar noemen) maar het gemopper om me heen bedierf af en toe mijn eetlust.

We hebben nu een nieuwe cateraar, die met gejuich ontvangen werd, maar het gezeur begint alweer. De tournee loopt ten einde en iedereen heeft er genoeg van. Van het toneelstuk en de collega’s. En de hardwerkende cateraar krijgt de schuld.
Straks iedere dag weer zelf koken wat je lekker vindt, dat wordt smullen! Met een glaasje wijn erbij (heb ik natuurlijk moeten ontberen, je drinkt niet als je nog moet werken.) Een andijviestamppotje bijvoorbeeld. Waarbij je het er wel voor over moet hebben om de andijvie zelf te wassen, en fijn te snijden en warme melk moet gebruiken voor een romig resultaat.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2012 Maeve van der Steen
powered by CJ2