archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 11
Jaargang 9
29 maart 2012
Bezigheden > Feuilleton delen printen terug
Uit het leven van Nestor Verdaasdonk (2) Carlo van Praag

0911BZ Nestor2
Wat voorafging
Bij de crematie van de dichter Nestor Verdaasdonk ontmoet diens uitgever de al wat rijpere, maar zeker niet onbegeerlijke, mevrouw Akke Deelstra. Die belooft hem enkele brieven die zij ooit van Verdaasdonk ontving.

Een volle week ging voorbij en nog steeds was er geen bericht van mevrouw Deelstra. Ik bezat geen adres van haar en begon mij af te vragen of zij het mijne juist had genoteerd. In dit soort zaken doet men er beter aan de moed op te geven en zich te richten op andere besognes. Dat wil wel eens helpen. Zo ook in dit geval, want het pakket lag enkele dagen later ineens op mijn deurmat, met een kort begeleidend schrijven, waarin zij zich verontschuldigde voor haar trage reactie en de hoop uitsprak dat ik iets aan de brieven zou hebben. Geen adres, geen telefoonnummer en geen aanzet tot verdere communicatie. Een behoedzame dame, mevrouw Deelstra. Ook verder viel de oogst tegen. Het pakketje bevatte maar een handjevol van Verdaasdonks brieven en daaronder was er maar één die uitvoerig was. Ik zette mij aan het lezen.

Geachte mevrouw Deelstra, waarde vriendin,
17 maart 1990
Het leven lacht mij toe. Met de erfenis van mijn moeder, God hebbe haar ziel, heb ik het woonschip de Pollux aangekocht. De Pollux ligt afgemeerd aan de Aarlandervaart en gaat mij tot woonruimte dienen. Sterker nog, morgen al neem ik er mijn intrek. Enig opknapwerk is weliswaar noodzakelijk, want zelfs een niet aan luxe gewende dichter behoeft een minimum aan comfort, maar onder mijn bekwame handen zal het verkommerde karkas alras veranderen in een onderkomen dat waardig is u te ontvangen. Sinds onze ontmoeting denk ik aan weinig anders. In mijn verbeelding zie ik u telkenmale op uw hoge hakjes, aarzelend voor de smalle loopplank, terwijl ik toesnel om u te omvatten en u in mijn sterke armen aan boord te dragen. Uw echtgenoot is natuurlijk ook welkom, maar mocht hij verhinderd zijn, dan til ik daar niet zwaar aan.
De eerste verbetering aan mijn woonschip heeft zich inmiddels voltrokken. Ik heb de naam veranderd. Het heet nu Potemkin. Een goede ingeving, niet waar? De eerste twee letters konden gewoon blijven staan. Dat scheelde weer verf.
 
Hoogachtend en hunkerend,
Nestor Verdaasdonk
Woonschip Potemkin
Aarlandervaart t.o. nr. 86
gemeente Kortebroek

Geachte mevrouw Deelstra, waarde vriendin,
26 april 1990
In deze tijden krijgt zelfs, nee juist, de dichter geen krediet. Mij onlangs in het café toeleggend op analyse en verheldering van dit vraagstuk deed ik zo'n aardige ontmoeting en deze keer eens niet met iemand van het andere geslacht. U hebt dienaangaande niet de minste concurrentie te vrezen, waarde vriendin, al mocht, God verhoede, mijn huidige celibaat nog een lichtjaar voortduren. Is dat trouwens een tijd of een afstand, een lichtjaar? Misschien weet uw echtgenoot dat.
Ik heb zo mijn eenzelvige stemmingen, maar op een barkruk gezeten, geraak ik gewoonlijk mededeelzaam, hetgeen niet anders dan de bedoeling kan zijn. Ik opende dus het gesprek met mijn buurman, een kleine gedistingeerd uitziende man die zich te goed deed aan een glaasje buitenlands gedestilleerd, en maakte hem deelgenoot van mijn bevindingen in het leven en mijn daarop teruggrijpend beeld van mens en maatschappij. Zo kwam ik natuurlijkerwijze bij een strofe die mij uit mijn Blinische periode is bijgebleven en ik declameerde deze, in eigen vertaling, aldus:
‘Wij moeten denken aan de dood,
en aan de zwarte vissen
ons vergezellend
als wij verzinken in de diepte’
Wie schetst mijn verbazing toen mijn gesprekspartner mij mijn eigen citaat teruggaf, in puntgaaf Blinisch. Vervolgens, als bij afspraak, zetten wij beiden de melodie in die bij het lied hoort. Van het een kwam het ander. Ook ‘Ach moedertje, wee mij!’ bleek hij te kennen en ‘De oude plataan’ en 'Vervloekte brandewijn’. Mooi hoor! De avond werd zoals avonden moeten zijn en zoals wij ze zelden meer bijschrijven langs onze levensas. En dat niet alleen! Mijn nieuwe vriend heeft een voorziening getroffen ter delging van mijn tijdelijk financieel ongerief. Als uitgever van zogenaamde wereldmuziek heeft hij een bod gedaan op de veldopnamen die ik indertijd op mijn Blinische zwerftochten heb gemaakt. Daarvoor zou momenteel een markt zijn. De eerste cd zal binnenkort verschijnen en uit het mij toe te kennen quotum presentexemplaren begiftig ik niemand zo graag als u, waarde vriendin.
Wij moeten dit samen vieren, mevrouw, onverwijld! Ik stel u bij die gelegenheid graag voor aan mijn uitgever. Wij gaan het maal gebruiken in een Blinisch restaurant in een naburige stad en wij moeten er het beste maar van hopen. Alles vervalt immers! Maar soms blijkt iets gebleven of wordt het! Zoals wellicht met ons mevrouw!
 
Wees omhelsd door uw,
Nestor Verdaasdonk
Woonschip Potemkin
Aarlandervaart t.o. nr. 86
gemeente Kortebroek

Geachte mevrouw Deelstra, waarde collega,
12 mei 1990
Hoe staat het met de dichtkunst. Het is al weer lang geleden dat uw bundel "Tijdelijk in dok" het levenslicht zag. Ik heb bij die gelegenheid hoog van uw kunnen opgegeven en aangekondigd dat de literaire wereld zich zou dienen voor te bereiden op uw definitieve entree. Nou, u hebt mij mooi in mijn hemd gezet! Van mijn eigen hand zijn inmiddels kort na elkaar verschenen de bundels ‘Vloerdelen’ en ‘Denkend aan Zuid-Holland’. Uitverkocht, mevrouw, jawel! U ziet maar hoe u er aan komt!
Uw echtvriend heeft trouwens zijn speciale schroefmachine te mijnent achtergelaten. Moet ik hem komen aanreiken of schroeft hij thuis toch niet meer?
 
Met verschuldigde hoogachting,
Nestor Verdaasdonk
Woonschip Potemkin
Aarlandervaart t.o. nr. 86
gemeente Kortebroek
 
Geachte mevrouw Deelstra, waarde collega,
14 juni 1990
Met de dichtkunst wil het de laatste tijd ook aan mijn kant niet vlotten, moet ik u bekennen. Nochtans zouden de omstandigheden mij moeten inspireren. De wereld heeft zich tegen mij gekeerd, ik word gemeden en verguisd. Kwaadaardige kabouters zijn doende mijn geestesproducten naar de oubliette te voeren. De gemeente heeft mijn ligplaats opgeheven en de Potemkin (volgens de ambtenaren lag zij van meet af aan illegaal afgemeerd) weggesleept. Bij zijn tocht over open water heeft het schip zodanige averij opgelopen dat het is vergaan. Een vrouwspersoon wier woning uitziet op mijn voormalige steiger heeft zich over mij ontfermd, in zoverre dat ik tegen een gepeperde huurprijs een piepklein kamertje bij haar heb mogen betrekken. De schamele penningen die de gemeente mij heeft toegekend als schadevergoeding voor de door haar toedoen verloren gegane Potemkin, zullen niet eeuwig toereikend zijn. Daar zit ik dan als dichter, gevangen in een grauwe middenstandswoning, interend op mijn kapitaal!
Een lichtpunt bij dit alles is dat ik in de regio een drankensupermarkt heb ontdekt, waar de jenever tegen de bijzonder schappelijke prijs van f. 15,50 wordt aangeboden, terwijl men bovendien bij het terugbezorgen van de lege fles nog een kwartje aan statiegeld kan beuren. Ik heb bij het grof vuil een gammele kruiwagen gevonden, die ik, na enig herstelwerk, dankbaar gebruik om mijn voorraden hier op peil te houden. Komaan mevrouw, doe mij eens het genoegen mij te bezoeken! Er is zelfs hier nog genoeg ruimte om het glas te heffen. Wij kunnen dan herinneringen ophalen aan betere tijden.
 
Nestor Verdaasdonk
p/a Mevr. J. Bolsch-Grolsch
Aarlandervaart 86
Kortebroek

(wordt vervolgd)
 
***************************************
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden',
kan besteld worden bij www.eburon.nl


© 2012 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Feuilleton" -
Bezigheden > Feuilleton
Uit het leven van Nestor Verdaasdonk (2) Carlo van Praag
0911BZ Nestor2
Wat voorafging
Bij de crematie van de dichter Nestor Verdaasdonk ontmoet diens uitgever de al wat rijpere, maar zeker niet onbegeerlijke, mevrouw Akke Deelstra. Die belooft hem enkele brieven die zij ooit van Verdaasdonk ontving.

Een volle week ging voorbij en nog steeds was er geen bericht van mevrouw Deelstra. Ik bezat geen adres van haar en begon mij af te vragen of zij het mijne juist had genoteerd. In dit soort zaken doet men er beter aan de moed op te geven en zich te richten op andere besognes. Dat wil wel eens helpen. Zo ook in dit geval, want het pakket lag enkele dagen later ineens op mijn deurmat, met een kort begeleidend schrijven, waarin zij zich verontschuldigde voor haar trage reactie en de hoop uitsprak dat ik iets aan de brieven zou hebben. Geen adres, geen telefoonnummer en geen aanzet tot verdere communicatie. Een behoedzame dame, mevrouw Deelstra. Ook verder viel de oogst tegen. Het pakketje bevatte maar een handjevol van Verdaasdonks brieven en daaronder was er maar één die uitvoerig was. Ik zette mij aan het lezen.

Geachte mevrouw Deelstra, waarde vriendin,
17 maart 1990
Het leven lacht mij toe. Met de erfenis van mijn moeder, God hebbe haar ziel, heb ik het woonschip de Pollux aangekocht. De Pollux ligt afgemeerd aan de Aarlandervaart en gaat mij tot woonruimte dienen. Sterker nog, morgen al neem ik er mijn intrek. Enig opknapwerk is weliswaar noodzakelijk, want zelfs een niet aan luxe gewende dichter behoeft een minimum aan comfort, maar onder mijn bekwame handen zal het verkommerde karkas alras veranderen in een onderkomen dat waardig is u te ontvangen. Sinds onze ontmoeting denk ik aan weinig anders. In mijn verbeelding zie ik u telkenmale op uw hoge hakjes, aarzelend voor de smalle loopplank, terwijl ik toesnel om u te omvatten en u in mijn sterke armen aan boord te dragen. Uw echtgenoot is natuurlijk ook welkom, maar mocht hij verhinderd zijn, dan til ik daar niet zwaar aan.
De eerste verbetering aan mijn woonschip heeft zich inmiddels voltrokken. Ik heb de naam veranderd. Het heet nu Potemkin. Een goede ingeving, niet waar? De eerste twee letters konden gewoon blijven staan. Dat scheelde weer verf.
 
Hoogachtend en hunkerend,
Nestor Verdaasdonk
Woonschip Potemkin
Aarlandervaart t.o. nr. 86
gemeente Kortebroek

Geachte mevrouw Deelstra, waarde vriendin,
26 april 1990
In deze tijden krijgt zelfs, nee juist, de dichter geen krediet. Mij onlangs in het café toeleggend op analyse en verheldering van dit vraagstuk deed ik zo'n aardige ontmoeting en deze keer eens niet met iemand van het andere geslacht. U hebt dienaangaande niet de minste concurrentie te vrezen, waarde vriendin, al mocht, God verhoede, mijn huidige celibaat nog een lichtjaar voortduren. Is dat trouwens een tijd of een afstand, een lichtjaar? Misschien weet uw echtgenoot dat.
Ik heb zo mijn eenzelvige stemmingen, maar op een barkruk gezeten, geraak ik gewoonlijk mededeelzaam, hetgeen niet anders dan de bedoeling kan zijn. Ik opende dus het gesprek met mijn buurman, een kleine gedistingeerd uitziende man die zich te goed deed aan een glaasje buitenlands gedestilleerd, en maakte hem deelgenoot van mijn bevindingen in het leven en mijn daarop teruggrijpend beeld van mens en maatschappij. Zo kwam ik natuurlijkerwijze bij een strofe die mij uit mijn Blinische periode is bijgebleven en ik declameerde deze, in eigen vertaling, aldus:
‘Wij moeten denken aan de dood,
en aan de zwarte vissen
ons vergezellend
als wij verzinken in de diepte’
Wie schetst mijn verbazing toen mijn gesprekspartner mij mijn eigen citaat teruggaf, in puntgaaf Blinisch. Vervolgens, als bij afspraak, zetten wij beiden de melodie in die bij het lied hoort. Van het een kwam het ander. Ook ‘Ach moedertje, wee mij!’ bleek hij te kennen en ‘De oude plataan’ en 'Vervloekte brandewijn’. Mooi hoor! De avond werd zoals avonden moeten zijn en zoals wij ze zelden meer bijschrijven langs onze levensas. En dat niet alleen! Mijn nieuwe vriend heeft een voorziening getroffen ter delging van mijn tijdelijk financieel ongerief. Als uitgever van zogenaamde wereldmuziek heeft hij een bod gedaan op de veldopnamen die ik indertijd op mijn Blinische zwerftochten heb gemaakt. Daarvoor zou momenteel een markt zijn. De eerste cd zal binnenkort verschijnen en uit het mij toe te kennen quotum presentexemplaren begiftig ik niemand zo graag als u, waarde vriendin.
Wij moeten dit samen vieren, mevrouw, onverwijld! Ik stel u bij die gelegenheid graag voor aan mijn uitgever. Wij gaan het maal gebruiken in een Blinisch restaurant in een naburige stad en wij moeten er het beste maar van hopen. Alles vervalt immers! Maar soms blijkt iets gebleven of wordt het! Zoals wellicht met ons mevrouw!
 
Wees omhelsd door uw,
Nestor Verdaasdonk
Woonschip Potemkin
Aarlandervaart t.o. nr. 86
gemeente Kortebroek

Geachte mevrouw Deelstra, waarde collega,
12 mei 1990
Hoe staat het met de dichtkunst. Het is al weer lang geleden dat uw bundel "Tijdelijk in dok" het levenslicht zag. Ik heb bij die gelegenheid hoog van uw kunnen opgegeven en aangekondigd dat de literaire wereld zich zou dienen voor te bereiden op uw definitieve entree. Nou, u hebt mij mooi in mijn hemd gezet! Van mijn eigen hand zijn inmiddels kort na elkaar verschenen de bundels ‘Vloerdelen’ en ‘Denkend aan Zuid-Holland’. Uitverkocht, mevrouw, jawel! U ziet maar hoe u er aan komt!
Uw echtvriend heeft trouwens zijn speciale schroefmachine te mijnent achtergelaten. Moet ik hem komen aanreiken of schroeft hij thuis toch niet meer?
 
Met verschuldigde hoogachting,
Nestor Verdaasdonk
Woonschip Potemkin
Aarlandervaart t.o. nr. 86
gemeente Kortebroek
 
Geachte mevrouw Deelstra, waarde collega,
14 juni 1990
Met de dichtkunst wil het de laatste tijd ook aan mijn kant niet vlotten, moet ik u bekennen. Nochtans zouden de omstandigheden mij moeten inspireren. De wereld heeft zich tegen mij gekeerd, ik word gemeden en verguisd. Kwaadaardige kabouters zijn doende mijn geestesproducten naar de oubliette te voeren. De gemeente heeft mijn ligplaats opgeheven en de Potemkin (volgens de ambtenaren lag zij van meet af aan illegaal afgemeerd) weggesleept. Bij zijn tocht over open water heeft het schip zodanige averij opgelopen dat het is vergaan. Een vrouwspersoon wier woning uitziet op mijn voormalige steiger heeft zich over mij ontfermd, in zoverre dat ik tegen een gepeperde huurprijs een piepklein kamertje bij haar heb mogen betrekken. De schamele penningen die de gemeente mij heeft toegekend als schadevergoeding voor de door haar toedoen verloren gegane Potemkin, zullen niet eeuwig toereikend zijn. Daar zit ik dan als dichter, gevangen in een grauwe middenstandswoning, interend op mijn kapitaal!
Een lichtpunt bij dit alles is dat ik in de regio een drankensupermarkt heb ontdekt, waar de jenever tegen de bijzonder schappelijke prijs van f. 15,50 wordt aangeboden, terwijl men bovendien bij het terugbezorgen van de lege fles nog een kwartje aan statiegeld kan beuren. Ik heb bij het grof vuil een gammele kruiwagen gevonden, die ik, na enig herstelwerk, dankbaar gebruik om mijn voorraden hier op peil te houden. Komaan mevrouw, doe mij eens het genoegen mij te bezoeken! Er is zelfs hier nog genoeg ruimte om het glas te heffen. Wij kunnen dan herinneringen ophalen aan betere tijden.
 
Nestor Verdaasdonk
p/a Mevr. J. Bolsch-Grolsch
Aarlandervaart 86
Kortebroek

(wordt vervolgd)
 
***************************************
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden',
kan besteld worden bij www.eburon.nl
© 2012 Carlo van Praag
powered by CJ2