archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 1
11 december 2003
Bezigheden > Lopen delen printen terug
In Utrecht Frits Hoorweg

Volgens het weerbericht was er grote kans op regen. Nu trek ik mij daar in het algemeen niet veel van aan. Je moet als wandelaar pas geloven dat het gaat regenen als de eerste druppel valt. Tenslotte is er in Nederland bijna altijd een behoorlijke kans dat het gaat regenen. Meestal valt het in de praktijk wel mee. Het is zoals die strandtenthouder uit Katwijk ooit zei: “Ach meneer, het weer is eigenlijk niet zo’n probleem, het weerbericht is veel erger.”


Maar ja, op de dag dat ik wilde gaan wandelen zag de lucht wel erg grijs en het waaide bovendien. De wandeling die ik door de polders wilde gaan maken, leek me ineens een stuk minder aantrekkelijk. Zou ik niet beter een stadswandeling kunnen gaan maken? In de boekenkast stond immers al twee jaar een boekje met de beschrijving van vijf wandelingen in Utrecht: Het Utrecht van C.C.S. Crone. Het werd hoog tijd dat die investering eens ten nutte werd gemaakt. Het met foto’s geïllustreerde boekje bevat behalve routebeschrijvingen veel citaten uit het werk van Crone en bevriende collega’s. Het is geschreven door zijn zoon Frans. Diens vader heette Kees, maar in de tijd dat hij leefde (1914-1951) was men nog niet zo gemeenzaam en bovendien: wie heeft voor publiek gebruik behoefte aan een voornaam als zijn initialen C.C.S.C. zijn? Ondanks die aandachttrekkende naam heeft hij van zijn pen nooit kunnen leven. Hij was op den duur genoodzaakt andere dingen voor de kost te gaan doen. Na de oorlog, toen hij getrouwd was, ging hij bij de AKU in Arnhem werken. (Die overigens toen nog ENKA heette volgens het Arnhemse meisje waarmee ik getrouwd ben.) Bijna al zijn literaire werk kwam tot stand in de jaren 1935 tot 1940; veel was het niet: tien verhalen en drie novellen.


Een van de wandelingen voert langs het huis in de Van der Duijnstraat waar de schrijver in die periode bij zijn ouders woonde. Crone junior wijst de lezer op de kleine dakkapel van de zolderkamer waar het levenswerk van zijn vader werd gewrochten. Hij citeert uit een brief aan een uitgever waaruit blijkt dat het er in de winter bijna niet uit te houden was. “De kou heeft mij het werken zeer belemmerd, maar ik zal er alles op zetten, het uitermate groote vertrouwen, dat U in mij gesteld hebt, niet te beschamen, en koste wat het kost, trachten voor 1 April a.s. klaar te zijn.” Als het op zijn kamertje te koud was, ging CCS vermoedelijk de straat op voor een wandeling, om weer warm te worden en om inspiratie op te doen. In zijn novellen en verhalen wordt namelijk veel gewandeld, steeds door de stad Utrecht. Hij gebruikte de stad als het decor voor zijn beschrijving van de vreugde en het leed van de kleine burgerij van de stad. Vooral leed beschreef hij eigenlijk, maar zijn taalgebruik (korte rake zinnen, verrassende wendingen en gedachtesprongen die op het eerste gezicht onlogisch zijn) zorgde voor een effect dat je toch als komisch ervaart.

Frans Crone heeft vijf wandelingen uitgezet en daar combineerde ik er twee van. De eerste voert door de oude binnenstad, de straten en stegen waar het straatleven zich afspeelde dat CCS zo mooi heeft beschreven. In het wandelboek staan een paar foto’s die daar een indruk van geven. Van dat straatleven is nu niets meer te bekennen. De arme lui van toen zijn vervangen door studenten en welvarende echtparen. Ik kwam veel jongelui tegen die mij op weg leken te zijn naar college of practicum. Tegen muren en hekken stonden rijen slordig geparkeerde fietsen. Vaders en moeders brachten hun kinderen naar school en haastten zich vervolgens naar hun werk of andere bezigheden. Dat gejakker is vast geen goede leerschool voor het leven. Ik herinner mij de gang naar en van school als tochten die ruime gelegenheid boden te lummelen en links en rechts een praatje te maken. Begeleiding was in die tijd blijkbaar niet nodig, en als ik thuis kwam had ik mijn moeder lekker voor mezelf. Nou ja, tot ze dood ging dan; zo’n wending zou bij CCS niet hebben misstaan. Even waan je je in een idylle en daar is de dood al weer. Frans Crone citeert iemand die heeft uitgerekend dat in het jeugdwerk Gymnasium en Liefde, “Magere Hein een kleine twintig maal acte de présence geeft”. De tweede wandeling die ik maakte verlaat de binnenstad in Oostelijke richting en eindigt op de begraafplaats St. Barbara, waar veel van zijn familieleden begraven zijn. CCS zelf overigens niet, want die overleed in Arnhem.

Crone junior haalt een belangwekkend citaat aan uit Het Hollands Weekblad van 6 april 1940, waarin CCS zijn werkwijze beschrijft. Hij maakte gedurende lange tijd aantekeningen op strookjes papier, spreidde die als hij genoeg dacht te hebben op de vloer uit en als hij de juiste volgorde te pakken had, plakte hij ze in een register. Als u soms denkt: handig dat ga ik ook eens doen, moet u wel weten dat hij bijvoorbeeld voor zijn novelle Muziek over het Water 1600 strookjes nodig had! Veel van die strookjes moeten tijdens wandelingen gemaakt zijn en daarom is het zo passend om Crone al wandelend te gedenken.

Veel meer dan 5 kilometer kan ik niet gelopen hebben, maar ik heb veel gelezen in het aardige boekje van Frans Crone, zonodig even schuilend onder overkappingen en in cafés en eethuizen. Thuisgekomen heb ik het verzamelde werk van CCS nog maar eens uit de kast gepakt. Het boekje van de zoon over de vader werd uitgegeven bij de Prom in 2001, maar is helaas niet meer leverbaar. Dat geldt ook voor de heruitgave van het verzameld werk van CCS (De schuiftrompet) die tegelijk werd uitgebracht. Loop eens bij een antiquariaat langs als uw belangstelling is opgewekt.

© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
In Utrecht Frits Hoorweg

Volgens het weerbericht was er grote kans op regen. Nu trek ik mij daar in het algemeen niet veel van aan. Je moet als wandelaar pas geloven dat het gaat regenen als de eerste druppel valt. Tenslotte is er in Nederland bijna altijd een behoorlijke kans dat het gaat regenen. Meestal valt het in de praktijk wel mee. Het is zoals die strandtenthouder uit Katwijk ooit zei: “Ach meneer, het weer is eigenlijk niet zo’n probleem, het weerbericht is veel erger.”


Maar ja, op de dag dat ik wilde gaan wandelen zag de lucht wel erg grijs en het waaide bovendien. De wandeling die ik door de polders wilde gaan maken, leek me ineens een stuk minder aantrekkelijk. Zou ik niet beter een stadswandeling kunnen gaan maken? In de boekenkast stond immers al twee jaar een boekje met de beschrijving van vijf wandelingen in Utrecht: Het Utrecht van C.C.S. Crone. Het werd hoog tijd dat die investering eens ten nutte werd gemaakt. Het met foto’s geïllustreerde boekje bevat behalve routebeschrijvingen veel citaten uit het werk van Crone en bevriende collega’s. Het is geschreven door zijn zoon Frans. Diens vader heette Kees, maar in de tijd dat hij leefde (1914-1951) was men nog niet zo gemeenzaam en bovendien: wie heeft voor publiek gebruik behoefte aan een voornaam als zijn initialen C.C.S.C. zijn? Ondanks die aandachttrekkende naam heeft hij van zijn pen nooit kunnen leven. Hij was op den duur genoodzaakt andere dingen voor de kost te gaan doen. Na de oorlog, toen hij getrouwd was, ging hij bij de AKU in Arnhem werken. (Die overigens toen nog ENKA heette volgens het Arnhemse meisje waarmee ik getrouwd ben.) Bijna al zijn literaire werk kwam tot stand in de jaren 1935 tot 1940; veel was het niet: tien verhalen en drie novellen.


Een van de wandelingen voert langs het huis in de Van der Duijnstraat waar de schrijver in die periode bij zijn ouders woonde. Crone junior wijst de lezer op de kleine dakkapel van de zolderkamer waar het levenswerk van zijn vader werd gewrochten. Hij citeert uit een brief aan een uitgever waaruit blijkt dat het er in de winter bijna niet uit te houden was. “De kou heeft mij het werken zeer belemmerd, maar ik zal er alles op zetten, het uitermate groote vertrouwen, dat U in mij gesteld hebt, niet te beschamen, en koste wat het kost, trachten voor 1 April a.s. klaar te zijn.” Als het op zijn kamertje te koud was, ging CCS vermoedelijk de straat op voor een wandeling, om weer warm te worden en om inspiratie op te doen. In zijn novellen en verhalen wordt namelijk veel gewandeld, steeds door de stad Utrecht. Hij gebruikte de stad als het decor voor zijn beschrijving van de vreugde en het leed van de kleine burgerij van de stad. Vooral leed beschreef hij eigenlijk, maar zijn taalgebruik (korte rake zinnen, verrassende wendingen en gedachtesprongen die op het eerste gezicht onlogisch zijn) zorgde voor een effect dat je toch als komisch ervaart.

Frans Crone heeft vijf wandelingen uitgezet en daar combineerde ik er twee van. De eerste voert door de oude binnenstad, de straten en stegen waar het straatleven zich afspeelde dat CCS zo mooi heeft beschreven. In het wandelboek staan een paar foto’s die daar een indruk van geven. Van dat straatleven is nu niets meer te bekennen. De arme lui van toen zijn vervangen door studenten en welvarende echtparen. Ik kwam veel jongelui tegen die mij op weg leken te zijn naar college of practicum. Tegen muren en hekken stonden rijen slordig geparkeerde fietsen. Vaders en moeders brachten hun kinderen naar school en haastten zich vervolgens naar hun werk of andere bezigheden. Dat gejakker is vast geen goede leerschool voor het leven. Ik herinner mij de gang naar en van school als tochten die ruime gelegenheid boden te lummelen en links en rechts een praatje te maken. Begeleiding was in die tijd blijkbaar niet nodig, en als ik thuis kwam had ik mijn moeder lekker voor mezelf. Nou ja, tot ze dood ging dan; zo’n wending zou bij CCS niet hebben misstaan. Even waan je je in een idylle en daar is de dood al weer. Frans Crone citeert iemand die heeft uitgerekend dat in het jeugdwerk Gymnasium en Liefde, “Magere Hein een kleine twintig maal acte de présence geeft”. De tweede wandeling die ik maakte verlaat de binnenstad in Oostelijke richting en eindigt op de begraafplaats St. Barbara, waar veel van zijn familieleden begraven zijn. CCS zelf overigens niet, want die overleed in Arnhem.

Crone junior haalt een belangwekkend citaat aan uit Het Hollands Weekblad van 6 april 1940, waarin CCS zijn werkwijze beschrijft. Hij maakte gedurende lange tijd aantekeningen op strookjes papier, spreidde die als hij genoeg dacht te hebben op de vloer uit en als hij de juiste volgorde te pakken had, plakte hij ze in een register. Als u soms denkt: handig dat ga ik ook eens doen, moet u wel weten dat hij bijvoorbeeld voor zijn novelle Muziek over het Water 1600 strookjes nodig had! Veel van die strookjes moeten tijdens wandelingen gemaakt zijn en daarom is het zo passend om Crone al wandelend te gedenken.

Veel meer dan 5 kilometer kan ik niet gelopen hebben, maar ik heb veel gelezen in het aardige boekje van Frans Crone, zonodig even schuilend onder overkappingen en in cafés en eethuizen. Thuisgekomen heb ik het verzamelde werk van CCS nog maar eens uit de kast gepakt. Het boekje van de zoon over de vader werd uitgegeven bij de Prom in 2001, maar is helaas niet meer leverbaar. Dat geldt ook voor de heruitgave van het verzameld werk van CCS (De schuiftrompet) die tegelijk werd uitgebracht. Loop eens bij een antiquariaat langs als uw belangstelling is opgewekt.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2