archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 7
9 september 2010
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
De kopjes van Duncan Wiley Willem Minderhout

0719BS Duncan
‘Zullen we de kopjes van Duncan weer eens ophangen?’ vroeg mijn vrouw. We hadden net een forse interne verhuizing achter de rug en waren toe aan het fijnere decoratiewerk. Goh: ‘de kopjes van Duncan’. Ik was ze bijna vergeten. Gelukkig vond ik ze na enig zoeken weer terug. Het waren kopjes van keramiek, gevormd met een mal die hij van een Victoriaanse deurklopper had gemaakt. Een deurklopper uit Edinburgh waarschijnlijk, want daar kwam hij vandaan.
 
Ik had toevallig net de laatste tijd een paar maal aan Duncan gedacht. Ik zat van de zomer yoghurtijs te eten op de Middelburgse Vismarkt. Daar had hij gewoond in een klein zeventiende-eeuws huisje. Ik heb er nog een foto van gemaakt. Even later liep ik toevallig in Amsterdam over de Blauwbrug. Ook toen moest ik aan hem denken.
Duncan leerde ik kennen in Middelburg in de periode dat ik, bedeesde jongeling, wel eens wat anders wilde 'dan de reine berk bezingen' en 'het uitgaansleven' ontdekte. Daar leerde ik de uitgeweken Haagse dames Inez en Lilly kennen. Inez was weer bevriend met Duncan. We vormden jarenlang een onafscheidelijk kwartet.
 
Duncan was een keramist. Hij had in Delft bij de Porceleyne Fles gewerkt, Daarna was hij om een of andere reden in Middelburg terecht gekomen. Ik meen mij te herinneren dat hij bij Jan van Leeuwen gewerkt heeft. Jan, mijn leraar ‘handenarbeid’ op de middelbare school, was destijds een bekend keramisch kunstenaar in het Zeeuwse. Hij stierf in 1992. Aan AIDS, naar ik gehoord heb.
Duncan was constant in de weer met allerlei ingewikkelde keramische constructies. Bij Inez thuis stond een afzichtelijk ‘huis’ van keramiek dat hij ‘The Hotel California’ had gedoopt. Dat was zo lelijk dat het weer mooi was. Zou het nog bestaan? Zijn meeste werk was overigens echt mooi. Terugkerende thema’s waren die Victoriaanse deurkloppers en constructies waarin afgietsels van hoofden, vaak van hemzelf, verwerkt waren. Ik heb ooit zo’n hoofd van hem cadeau gekregen. Ook dat zwerft nog steeds door mijn huis. Het is namelijk nogal lastig op te hangen.
 
Ik kan me eigenlijk niet voorstelen dat hij in die tijd veel verkocht. Het gerucht ging dat zijn niet onbemiddelde ouders in Edinburgh zijn voornaamste bron van inkomsten waren. Wel weet ik dat hij voor bepaalde diensten, met name van de tandarts, in natura betaalde met kunstwerken. Er moet dus ergens in Zeeland een tandarts rondlopen met een hele grote keramiekverzameling, want hij had een erg slecht gebit. Uiteindelijk had hij een hele mond vol stifttanden. Als hij erg dronken was, wat wel eens voorkwam, vielen al die tanden uit zijn mond. Een geroutineerde barman – denk aan legendarische exemplaren als Torre uit Het Hof van Zeeland, of Gerrit uit De Poort – deed dan onmiddellijk het grote licht aan zodat iedereen kon helpen zoeken.
 
Na mijn verhuizing naar Den Haag bleven we nog een tijdlang bevriend, maar langzaam maar zeker viel het kwartet uit elkaar. De laatste keer0719BS Duncan2 dat ik met Duncan op stap ging was in 1980. We hadden bij Lily gelogeerd, die in Zaandam was gaan wonen. Op de terugweg besloten we in plaats van over te stappen even Amsterdam in te gaan. Let wel, dat was 30 april 1980! Voordat we het goed en wel doorhadden waren we met onze suffe kop midden in de ‘Geen woning, geen kroning’-acties terecht gekomen.
 
We bevonden ons op het Waterlooplein - destijds een kale vlakte, want de Stopera was nog niet gebouwd – toen de vlam in de pan sloeg. We waren getuige van het befaamde ‘Ivanhoe-incident’. Een politieman was van zijn paard gevallen. Hij werd er door omstanders weer op geholpen. Toen hij weg galoppeerde begon de menigte luidkeels ’Ivanhoe’ te zingen.
Ik vond het eigenlijk wel interessant wat er gebeurde en heb er nog een hele tijd als een soort slagveldtoerist rondgelopen. Duncan wilde echter zo snel mogelijk weg. Hij vluchtte een café bij de Blauwbrug in. Hij was net binnen toen de eerste traangasgranaat werd afgevuurd. Die vloog linea recta in de richting van dat zelfde café. In mijn herinnering stuiterde hij zelfs de voordeur binnen. Ik heb hem nooit meer gevraagd hoe hij uiteindelijk is weggekomen.
 
Jaren later, zo rond 1990, waren mijn vrouw en ik met de auto op vakantie in de Pyreneeën. Omdat we zelf altijd veel gelift hadden – en destijds nog beschikten over een lege achterbank – namen we vaak lifters mee. Op een gegeven moment namen we twee meisjes mee die uit Edinburgh bleken te komen. Ik kon het niet laten om te zeggen dat ik ook iemand uit Edinburgh kende. Toen ik zijn naam noemde begon een van die meisjes te schateren. ‘His mother delivered me,’ zei ze. Duncans moeder was gynaecoloog. Onze liftster bleek een soort vriendin van de familie te zijn en ze vertelde me dat Duncan in Den Haag was komen wonen.
 
Ik heb hem daar, aan de Copernicuslaan, nog een paar keer opgezocht. Gezellig, maar we hadden elkaar niet zoveel meer te vertellen. Enige tijd later was hij verdwenen. Naar Amsterdam.
Een jaar of vijf, zes – misschien al langer – geleden belde ik Lily voor het een of ander. ‘Duncan is dood,’ vertelde ze me. Een hartaanval. De begrafenis was al geweest. Inez was er ook bij geweest, maar ook Lily en Inez waren al een paar jaar niet meer ‘on speaking terms’. Mij hadden ze niet kunnen bereiken.
Ik zie Inez en Lily nog wel eens. Incidenteel. Het zijn dames op leeftijd geworden, met kwaaltjes. Duncan is er niet meer. Met Google kan ik hem niet vinden, dus een beroemd keramist is hij vast niet geworden. Maar zijn kopjes hangen weer in mijn huis. Misschien waardeloos, maar voor mij onbetaalbaar. Vandaar dat ik u wat 'scherven uit zijn leven' aanbied.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2010 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
De kopjes van Duncan Wiley Willem Minderhout
0719BS Duncan
‘Zullen we de kopjes van Duncan weer eens ophangen?’ vroeg mijn vrouw. We hadden net een forse interne verhuizing achter de rug en waren toe aan het fijnere decoratiewerk. Goh: ‘de kopjes van Duncan’. Ik was ze bijna vergeten. Gelukkig vond ik ze na enig zoeken weer terug. Het waren kopjes van keramiek, gevormd met een mal die hij van een Victoriaanse deurklopper had gemaakt. Een deurklopper uit Edinburgh waarschijnlijk, want daar kwam hij vandaan.
 
Ik had toevallig net de laatste tijd een paar maal aan Duncan gedacht. Ik zat van de zomer yoghurtijs te eten op de Middelburgse Vismarkt. Daar had hij gewoond in een klein zeventiende-eeuws huisje. Ik heb er nog een foto van gemaakt. Even later liep ik toevallig in Amsterdam over de Blauwbrug. Ook toen moest ik aan hem denken.
Duncan leerde ik kennen in Middelburg in de periode dat ik, bedeesde jongeling, wel eens wat anders wilde 'dan de reine berk bezingen' en 'het uitgaansleven' ontdekte. Daar leerde ik de uitgeweken Haagse dames Inez en Lilly kennen. Inez was weer bevriend met Duncan. We vormden jarenlang een onafscheidelijk kwartet.
 
Duncan was een keramist. Hij had in Delft bij de Porceleyne Fles gewerkt, Daarna was hij om een of andere reden in Middelburg terecht gekomen. Ik meen mij te herinneren dat hij bij Jan van Leeuwen gewerkt heeft. Jan, mijn leraar ‘handenarbeid’ op de middelbare school, was destijds een bekend keramisch kunstenaar in het Zeeuwse. Hij stierf in 1992. Aan AIDS, naar ik gehoord heb.
Duncan was constant in de weer met allerlei ingewikkelde keramische constructies. Bij Inez thuis stond een afzichtelijk ‘huis’ van keramiek dat hij ‘The Hotel California’ had gedoopt. Dat was zo lelijk dat het weer mooi was. Zou het nog bestaan? Zijn meeste werk was overigens echt mooi. Terugkerende thema’s waren die Victoriaanse deurkloppers en constructies waarin afgietsels van hoofden, vaak van hemzelf, verwerkt waren. Ik heb ooit zo’n hoofd van hem cadeau gekregen. Ook dat zwerft nog steeds door mijn huis. Het is namelijk nogal lastig op te hangen.
 
Ik kan me eigenlijk niet voorstelen dat hij in die tijd veel verkocht. Het gerucht ging dat zijn niet onbemiddelde ouders in Edinburgh zijn voornaamste bron van inkomsten waren. Wel weet ik dat hij voor bepaalde diensten, met name van de tandarts, in natura betaalde met kunstwerken. Er moet dus ergens in Zeeland een tandarts rondlopen met een hele grote keramiekverzameling, want hij had een erg slecht gebit. Uiteindelijk had hij een hele mond vol stifttanden. Als hij erg dronken was, wat wel eens voorkwam, vielen al die tanden uit zijn mond. Een geroutineerde barman – denk aan legendarische exemplaren als Torre uit Het Hof van Zeeland, of Gerrit uit De Poort – deed dan onmiddellijk het grote licht aan zodat iedereen kon helpen zoeken.
 
Na mijn verhuizing naar Den Haag bleven we nog een tijdlang bevriend, maar langzaam maar zeker viel het kwartet uit elkaar. De laatste keer0719BS Duncan2 dat ik met Duncan op stap ging was in 1980. We hadden bij Lily gelogeerd, die in Zaandam was gaan wonen. Op de terugweg besloten we in plaats van over te stappen even Amsterdam in te gaan. Let wel, dat was 30 april 1980! Voordat we het goed en wel doorhadden waren we met onze suffe kop midden in de ‘Geen woning, geen kroning’-acties terecht gekomen.
 
We bevonden ons op het Waterlooplein - destijds een kale vlakte, want de Stopera was nog niet gebouwd – toen de vlam in de pan sloeg. We waren getuige van het befaamde ‘Ivanhoe-incident’. Een politieman was van zijn paard gevallen. Hij werd er door omstanders weer op geholpen. Toen hij weg galoppeerde begon de menigte luidkeels ’Ivanhoe’ te zingen.
Ik vond het eigenlijk wel interessant wat er gebeurde en heb er nog een hele tijd als een soort slagveldtoerist rondgelopen. Duncan wilde echter zo snel mogelijk weg. Hij vluchtte een café bij de Blauwbrug in. Hij was net binnen toen de eerste traangasgranaat werd afgevuurd. Die vloog linea recta in de richting van dat zelfde café. In mijn herinnering stuiterde hij zelfs de voordeur binnen. Ik heb hem nooit meer gevraagd hoe hij uiteindelijk is weggekomen.
 
Jaren later, zo rond 1990, waren mijn vrouw en ik met de auto op vakantie in de Pyreneeën. Omdat we zelf altijd veel gelift hadden – en destijds nog beschikten over een lege achterbank – namen we vaak lifters mee. Op een gegeven moment namen we twee meisjes mee die uit Edinburgh bleken te komen. Ik kon het niet laten om te zeggen dat ik ook iemand uit Edinburgh kende. Toen ik zijn naam noemde begon een van die meisjes te schateren. ‘His mother delivered me,’ zei ze. Duncans moeder was gynaecoloog. Onze liftster bleek een soort vriendin van de familie te zijn en ze vertelde me dat Duncan in Den Haag was komen wonen.
 
Ik heb hem daar, aan de Copernicuslaan, nog een paar keer opgezocht. Gezellig, maar we hadden elkaar niet zoveel meer te vertellen. Enige tijd later was hij verdwenen. Naar Amsterdam.
Een jaar of vijf, zes – misschien al langer – geleden belde ik Lily voor het een of ander. ‘Duncan is dood,’ vertelde ze me. Een hartaanval. De begrafenis was al geweest. Inez was er ook bij geweest, maar ook Lily en Inez waren al een paar jaar niet meer ‘on speaking terms’. Mij hadden ze niet kunnen bereiken.
Ik zie Inez en Lily nog wel eens. Incidenteel. Het zijn dames op leeftijd geworden, met kwaaltjes. Duncan is er niet meer. Met Google kan ik hem niet vinden, dus een beroemd keramist is hij vast niet geworden. Maar zijn kopjes hangen weer in mijn huis. Misschien waardeloos, maar voor mij onbetaalbaar. Vandaar dat ik u wat 'scherven uit zijn leven' aanbied.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2010 Willem Minderhout
powered by CJ2