archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 7
20 mei 2010
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Downpatient wordt verliefd Hans Knegtmans

Yo, también was de winnaar van de publieksprijs op het Rotterdamse filmfestival IFFR van 2010. Op het eerste gezicht begrijpelijk. De prijs gaat vrijwel altijd naar een ‘feel good movie’. Zo een waar de kijkers met een nieuwe, mildere en positievere kijk op de medemens uitkomen en waarvoor ze vervolgens in de kennissenkring en op het werk uitbundig reclame maken. Yo, también lijkt perfect aan die criteria te voldoen.

Ga maar na. Hoofdrolspeler Pablo Pineda (34) lijdt aan het Downsyndroom. Dat komt in dit geval goed uit. Ook Daniel, het karakter dat hij uitbeeldt, heeft die afwijking. Op zichzelf is dit niets nieuws. Er zijn tientallen speelfilms gemaakt over dit onderwerp. Het bijzondere van Pineda is dat hij – voor zover bekend – als enige Downpatiënt een academische graad heeft behaald: bachelor in de educatieve psychologie. In het dagelijks leven is hij dan ook geen acteur, maar ambieert hij een onderwijsbaan (die hij, toen de film werd opgenomen, ironisch genoeg nog niet gevonden had).

Zijn personage Daniel heeft van het Spaanse regisseursduo Antonio Naharro en Álvaro Pastor een aantal eigenschappen toebedeeld gekregen die ook op het leven van Pineda zelf een belangrijke stempel hebben gedrukt: een aimabele persoonlijkheid, hoger dan gemiddelde intelligentie en taalbeheersing, gevoel voor humor en een bewonderenswaardige culturele bagage. Vooral dat laatste is de verdienste van zijn moeder die – net als de moeder van de hoofdpersoon – deze eigenschap niet alleen als een groot goed zag, maar ook als de weg naar een volwassen en normaal sociaal leven voor haar zoon.

De film begint met Daniels eerste werkdag op kantoor in de gezondheidszorg. Zijn collega’s herkennen hem meteen als knuffelmongool. Hij mag dan een afwijking hebben, maar afgezien van zijn uiterlijk en lispelende stem zou je niet beter weten dan dat je met een normaal mens van doen had! Degene die als eerste ontdekt wat Daniel werkelijk waard is, is zijn wulpse collega Laura. Ook zij is in menig opzicht een buitenbeentje, met haar voluptueuze figuur, dellerig blond geverfde haardos en flirterig gedrag tegenover haar mannelijke collega’s. (De filmmakers suggereren niet al te subtiel dat zij het slachtoffer van incest is, zonder dat het hoge woord eruit komt.)

Vanaf het moment dat zij voor Daniel warmere gevoelens opvat dan vrijblijvende kantoorgenegenheid, neemt het verhaal de vorm van boy meets girl aan, met één uitzondering. Terwijl elke kijker Daniels verliefdheid en lustgevoel met de minuut ziet toenemen, lijkt Laura daar aanvankelijk geen notie van te hebben. En als ze – eindelijk – wél doorheeft waar de schoen wringt, negeert zij zijn gevoelens zo veel mogelijk. Natuurlijk is dit alleen vol te houden als de afgewezene aan een half woord genoeg heeft.
Maar een assertieve man die oprecht verliefd is, laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Dit leidt tot moeizame gesprekken, met één uitspraak die, geheel misplaatst, zelfs de filmposter gehaald heeft. Wanneer Daniel verzucht dat hij zou willen dat Laura van hem houdt als van een normaal mens, vraagt zij hem: ‘ Waarom zou je normaal willen zijn?’
Het is dat Daniel verliefd is én rijkelijk bedeeld met innerlijke beschaving, anders was er maar één antwoord geweest op die stupide vraag: ‘ Omdat ik dan wél met je mocht neuken, trut! En omdat je dan misschien wél een vaste relatie met me zou willen!’

Dit is geen feelgood stuff meer, in de verste verte niet. De toonzetting van Yo también mag nog zo luchtig en gezellig zijn, uiteindelijk is het Daniels broer Santi (gespeeld door regisseur Antonio Naharro) die hem een gruwelijke waarheid-als-een-koe moet vertellen. Daniel kan zich maar beter verzoenen met het feit ‘dat geen enkele vrouw met 46 chromosomen’ seksueel in hem geïnteresseerd is.
Santi verwoordt het ongemakkelijke gevoel dat zich tijdens de ontluikende vriendschap ook van menige kijker meester heeft gemaakt. Dat die twee elkaar graag mogen lijden, is natuurlijk hartstikke oké. Maar die seks, is dat nou echt nodig? Zeker, die reactie getuigt van weinig authentieke emancipatie. En politiek correct is het ook al niet. In Dance Me to My Song (uit 1998) beschrijft de Australische filmer Rolf de Heer hoe tussen een vrouw met cerebrale kinderverlamming en haar onbezoldigde mannelijke hulpverlener een zo intense vriendschap ontstaat, dat het voor haar alleen maar natuurlijk is dat seks daar deel van uitmaakt. Die film bevatte wél een expliciete seksscène en ik moet bekennen dat ik daar niet van genoten heb.

De Heer is stoerder dan ik. En dapperder dan de makers van Yo, tambien. Zij zoeken de oplossing van het probleem in een soort troostprijs, die Daniel te elfder ure in ontvangst mag nemen. Het ultieme gesprek van de liefdespartners is niet het emotionele hoogtepunt van de film waarop de romantici onder de kijkers hadden gehoopt. En de diepe blik waarmee Laura de woorden ‘ ik hou van jou’ uitspreekt, wordt gelogenstraft door haar toekomstplannen.
Dit betekent niet dat Yo también een politiek verkeerde film is. Knuffelmongool of niet, de hoofdrolspeler zal zeker sommige vooroordelen over lijders aan het Downsyndroom uit de weg helpen of reduceren. Net zoals in 1967 Sidney Poitier door zijn rol in Guess Who’s Coming to Dinner in ieder geval een aantal rednecks tot het inzicht bracht dat sommige zwarten keurige mensen zijn. Het is beter dan niks.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2010 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Downpatient wordt verliefd Hans Knegtmans
Yo, también was de winnaar van de publieksprijs op het Rotterdamse filmfestival IFFR van 2010. Op het eerste gezicht begrijpelijk. De prijs gaat vrijwel altijd naar een ‘feel good movie’. Zo een waar de kijkers met een nieuwe, mildere en positievere kijk op de medemens uitkomen en waarvoor ze vervolgens in de kennissenkring en op het werk uitbundig reclame maken. Yo, también lijkt perfect aan die criteria te voldoen.

Ga maar na. Hoofdrolspeler Pablo Pineda (34) lijdt aan het Downsyndroom. Dat komt in dit geval goed uit. Ook Daniel, het karakter dat hij uitbeeldt, heeft die afwijking. Op zichzelf is dit niets nieuws. Er zijn tientallen speelfilms gemaakt over dit onderwerp. Het bijzondere van Pineda is dat hij – voor zover bekend – als enige Downpatiënt een academische graad heeft behaald: bachelor in de educatieve psychologie. In het dagelijks leven is hij dan ook geen acteur, maar ambieert hij een onderwijsbaan (die hij, toen de film werd opgenomen, ironisch genoeg nog niet gevonden had).

Zijn personage Daniel heeft van het Spaanse regisseursduo Antonio Naharro en Álvaro Pastor een aantal eigenschappen toebedeeld gekregen die ook op het leven van Pineda zelf een belangrijke stempel hebben gedrukt: een aimabele persoonlijkheid, hoger dan gemiddelde intelligentie en taalbeheersing, gevoel voor humor en een bewonderenswaardige culturele bagage. Vooral dat laatste is de verdienste van zijn moeder die – net als de moeder van de hoofdpersoon – deze eigenschap niet alleen als een groot goed zag, maar ook als de weg naar een volwassen en normaal sociaal leven voor haar zoon.

De film begint met Daniels eerste werkdag op kantoor in de gezondheidszorg. Zijn collega’s herkennen hem meteen als knuffelmongool. Hij mag dan een afwijking hebben, maar afgezien van zijn uiterlijk en lispelende stem zou je niet beter weten dan dat je met een normaal mens van doen had! Degene die als eerste ontdekt wat Daniel werkelijk waard is, is zijn wulpse collega Laura. Ook zij is in menig opzicht een buitenbeentje, met haar voluptueuze figuur, dellerig blond geverfde haardos en flirterig gedrag tegenover haar mannelijke collega’s. (De filmmakers suggereren niet al te subtiel dat zij het slachtoffer van incest is, zonder dat het hoge woord eruit komt.)

Vanaf het moment dat zij voor Daniel warmere gevoelens opvat dan vrijblijvende kantoorgenegenheid, neemt het verhaal de vorm van boy meets girl aan, met één uitzondering. Terwijl elke kijker Daniels verliefdheid en lustgevoel met de minuut ziet toenemen, lijkt Laura daar aanvankelijk geen notie van te hebben. En als ze – eindelijk – wél doorheeft waar de schoen wringt, negeert zij zijn gevoelens zo veel mogelijk. Natuurlijk is dit alleen vol te houden als de afgewezene aan een half woord genoeg heeft.
Maar een assertieve man die oprecht verliefd is, laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Dit leidt tot moeizame gesprekken, met één uitspraak die, geheel misplaatst, zelfs de filmposter gehaald heeft. Wanneer Daniel verzucht dat hij zou willen dat Laura van hem houdt als van een normaal mens, vraagt zij hem: ‘ Waarom zou je normaal willen zijn?’
Het is dat Daniel verliefd is én rijkelijk bedeeld met innerlijke beschaving, anders was er maar één antwoord geweest op die stupide vraag: ‘ Omdat ik dan wél met je mocht neuken, trut! En omdat je dan misschien wél een vaste relatie met me zou willen!’

Dit is geen feelgood stuff meer, in de verste verte niet. De toonzetting van Yo también mag nog zo luchtig en gezellig zijn, uiteindelijk is het Daniels broer Santi (gespeeld door regisseur Antonio Naharro) die hem een gruwelijke waarheid-als-een-koe moet vertellen. Daniel kan zich maar beter verzoenen met het feit ‘dat geen enkele vrouw met 46 chromosomen’ seksueel in hem geïnteresseerd is.
Santi verwoordt het ongemakkelijke gevoel dat zich tijdens de ontluikende vriendschap ook van menige kijker meester heeft gemaakt. Dat die twee elkaar graag mogen lijden, is natuurlijk hartstikke oké. Maar die seks, is dat nou echt nodig? Zeker, die reactie getuigt van weinig authentieke emancipatie. En politiek correct is het ook al niet. In Dance Me to My Song (uit 1998) beschrijft de Australische filmer Rolf de Heer hoe tussen een vrouw met cerebrale kinderverlamming en haar onbezoldigde mannelijke hulpverlener een zo intense vriendschap ontstaat, dat het voor haar alleen maar natuurlijk is dat seks daar deel van uitmaakt. Die film bevatte wél een expliciete seksscène en ik moet bekennen dat ik daar niet van genoten heb.

De Heer is stoerder dan ik. En dapperder dan de makers van Yo, tambien. Zij zoeken de oplossing van het probleem in een soort troostprijs, die Daniel te elfder ure in ontvangst mag nemen. Het ultieme gesprek van de liefdespartners is niet het emotionele hoogtepunt van de film waarop de romantici onder de kijkers hadden gehoopt. En de diepe blik waarmee Laura de woorden ‘ ik hou van jou’ uitspreekt, wordt gelogenstraft door haar toekomstplannen.
Dit betekent niet dat Yo también een politiek verkeerde film is. Knuffelmongool of niet, de hoofdrolspeler zal zeker sommige vooroordelen over lijders aan het Downsyndroom uit de weg helpen of reduceren. Net zoals in 1967 Sidney Poitier door zijn rol in Guess Who’s Coming to Dinner in ieder geval een aantal rednecks tot het inzicht bracht dat sommige zwarten keurige mensen zijn. Het is beter dan niks.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2010 Hans Knegtmans
powered by CJ2