archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 7
29 april 2010
Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Allemaal aardige mensen Frits Hoorweg

0713BZ Aardige meneer
In het berghok stond de gasfles van een incourant merk me al een tijd verwijtend aan te staren. Er vanaf komen, had ik voor mezelf vastgesteld, zou niet meevallen, om die gedachte vervolgens weer te verdringen. Dat het een klein vermogen zou gaan kosten had ik al geaccepteerd. Het milieu mag van mij desnoods wat kosten, maar ik zag vooral op tegen de belerende praatjes die ik ongetwijfeld aan zou moeten horen van allerlei betweters, alvorens ik de fles zou kunnen inleveren, met het schaamrood op de kaken, bij een achterneef van Quasimodo.

Een poging hem te slijten aan een vriendin met een volkstuin was bijna rond toen een brandweerman er een stokje voor stak. Zomaar een brandweerman, niet een die iets van onze gasfles afwist. Hij had een inspectie gedaan op het volkstuincomplex en geconstateerd dat het grootste gevaar daar school in gasflessen, vooral die van een onbekend merk en dan in het bijzonder als de kabeltjes die eraan hangen over de houdbaarheidsdatum zijn. Kunst, dat had ik ze ook kunnen vertellen en dat was juist de reden voor ons om te proberen van dat kreng af te komen. Maar ja, omdat zo’n man af en toe een uniform aan heeft werden de reglementen aangescherpt: incourante merken verboden en elk jaar nieuwe slangen.

Ten einde raad reed ik ermee naar het grofvuildepot van de Gemeente Den Haag in de Binckhorst.
‘Nee mijnheer, wij mogen dat niet aanpakken, wij hebben geen gasvergunning.’
‘Waar kan ik ‘m dan wel kwijt?’
‘Waar u hem gekocht hebt.’
‘Ik heb hem niet gekocht, maar geërfd, hij stond in zo’n oud tuinhuisje.’
Strikt genomen een leugen. Ik was namelijk bang dat de waarheid: dat we de gasfles hadden aangetroffen in het zomerhuisje dat we een paar jaar geleden kochten, tot lastige vragen zou leiden, als: ‘Waar staat dat zomerhuisje?’ Nou, niet op de het grondgebied van de gemeente Den Haag.

De gasfles diende om een tweepits kooktoestel aan te vuren. Nadat we dat toestel een keer gebruikt hadden hing er een nare gaslucht in het keukentje. ‘Weg met dat ding!’ riep mijn vrouw. Goed idee, maar het noodzakelijke vervolg had op zich laten wachten. Mijn schuld natuurlijk, de zorg voor oude, afgedankte gasflessen schijnt in mijn taakomschrijving te staan, iets waar ik eerder niet van op de hoogte was. Consultaties links en rechts hadden niet geleid tot vruchtbare suggesties hoe dit probleem op te lossen. Op zo’n moment sta je er als man toch helemaal alleen voor.

‘U moet naar de firma Braber. Die zitten aan de Waldorpstraat. Weet u waar dat is?’
Ja, dat was mij bekend. Die ligt aan de ‘andere’ kant van het Holland Spoor, die de gemeente wanhopig tot ontwikkeling probeert te brengen, maar de firma Braber zou in de hoek zitten waar nog iets voor moet worden verzonnen. De Laakhaven zorgde daar vroeger voor veel bedrijvigheid, maar dat is lang geleden. Slechts een enkele wegroestende hefinstallatie herinnert eraan. Langs de kades liggen wegrottende bootjes en hier en daar een scheef hangende woonboot.

Bij een koffiehuis hing een verfomfaaid bordje aan een lantaarnpaal, maar het aangegeven bedrijf kon ik niet vinden. Wel zag ik een paar jongens tegen de achterruit van een geparkeerde auto duwen, zo’n buurt is het daar. De dame van het koffiehuis stuurde mij nog een keer in dezelfde richting, naar een firma met een andere naam. Daar kreeg ik te horen dat de firma Braber inmiddels verhuisd is naar de Lekstraat. Dat is dus vlakbij de Binckhorst, waar mijn tocht begonnen was. Daar ging ik weer, terug in de richting waar ik vandaan kwam. Vreemd genoeg had ik inmiddels lol in de zaak gekregen. Dat kwam waarschijnlijk doordat ik overal vriendelijk bejegend werd, heel anders dan ik had verwacht. De milieuzorg wordt blijkbaar bevolkt door klassieke Hagenezen, types waar ik het goed mee kan vinden; al hoop ik wel dat ze gauw ophouden met massaal op Wilders stemmen.

Bij de firma Braber aan de Lekstraat wachtte mij de grootste verrassing van de dag. De medewerker keek naar mijn gasfles, mompelde iets over ‘museumstuk’ en nam hem in zonder om een financiële tegenprestatie te vragen. Verbijsterd vroeg ik hem of ik hem niets schuldig was. ‘Nee hoor, hij gaat gewoon terug naar Shell, waar hij vandaan is gekomen, lang geleden.’
 
****************************


© 2010 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Ontmoetingen" -
Bezigheden > Ontmoetingen
Allemaal aardige mensen Frits Hoorweg
0713BZ Aardige meneer
In het berghok stond de gasfles van een incourant merk me al een tijd verwijtend aan te staren. Er vanaf komen, had ik voor mezelf vastgesteld, zou niet meevallen, om die gedachte vervolgens weer te verdringen. Dat het een klein vermogen zou gaan kosten had ik al geaccepteerd. Het milieu mag van mij desnoods wat kosten, maar ik zag vooral op tegen de belerende praatjes die ik ongetwijfeld aan zou moeten horen van allerlei betweters, alvorens ik de fles zou kunnen inleveren, met het schaamrood op de kaken, bij een achterneef van Quasimodo.

Een poging hem te slijten aan een vriendin met een volkstuin was bijna rond toen een brandweerman er een stokje voor stak. Zomaar een brandweerman, niet een die iets van onze gasfles afwist. Hij had een inspectie gedaan op het volkstuincomplex en geconstateerd dat het grootste gevaar daar school in gasflessen, vooral die van een onbekend merk en dan in het bijzonder als de kabeltjes die eraan hangen over de houdbaarheidsdatum zijn. Kunst, dat had ik ze ook kunnen vertellen en dat was juist de reden voor ons om te proberen van dat kreng af te komen. Maar ja, omdat zo’n man af en toe een uniform aan heeft werden de reglementen aangescherpt: incourante merken verboden en elk jaar nieuwe slangen.

Ten einde raad reed ik ermee naar het grofvuildepot van de Gemeente Den Haag in de Binckhorst.
‘Nee mijnheer, wij mogen dat niet aanpakken, wij hebben geen gasvergunning.’
‘Waar kan ik ‘m dan wel kwijt?’
‘Waar u hem gekocht hebt.’
‘Ik heb hem niet gekocht, maar geërfd, hij stond in zo’n oud tuinhuisje.’
Strikt genomen een leugen. Ik was namelijk bang dat de waarheid: dat we de gasfles hadden aangetroffen in het zomerhuisje dat we een paar jaar geleden kochten, tot lastige vragen zou leiden, als: ‘Waar staat dat zomerhuisje?’ Nou, niet op de het grondgebied van de gemeente Den Haag.

De gasfles diende om een tweepits kooktoestel aan te vuren. Nadat we dat toestel een keer gebruikt hadden hing er een nare gaslucht in het keukentje. ‘Weg met dat ding!’ riep mijn vrouw. Goed idee, maar het noodzakelijke vervolg had op zich laten wachten. Mijn schuld natuurlijk, de zorg voor oude, afgedankte gasflessen schijnt in mijn taakomschrijving te staan, iets waar ik eerder niet van op de hoogte was. Consultaties links en rechts hadden niet geleid tot vruchtbare suggesties hoe dit probleem op te lossen. Op zo’n moment sta je er als man toch helemaal alleen voor.

‘U moet naar de firma Braber. Die zitten aan de Waldorpstraat. Weet u waar dat is?’
Ja, dat was mij bekend. Die ligt aan de ‘andere’ kant van het Holland Spoor, die de gemeente wanhopig tot ontwikkeling probeert te brengen, maar de firma Braber zou in de hoek zitten waar nog iets voor moet worden verzonnen. De Laakhaven zorgde daar vroeger voor veel bedrijvigheid, maar dat is lang geleden. Slechts een enkele wegroestende hefinstallatie herinnert eraan. Langs de kades liggen wegrottende bootjes en hier en daar een scheef hangende woonboot.

Bij een koffiehuis hing een verfomfaaid bordje aan een lantaarnpaal, maar het aangegeven bedrijf kon ik niet vinden. Wel zag ik een paar jongens tegen de achterruit van een geparkeerde auto duwen, zo’n buurt is het daar. De dame van het koffiehuis stuurde mij nog een keer in dezelfde richting, naar een firma met een andere naam. Daar kreeg ik te horen dat de firma Braber inmiddels verhuisd is naar de Lekstraat. Dat is dus vlakbij de Binckhorst, waar mijn tocht begonnen was. Daar ging ik weer, terug in de richting waar ik vandaan kwam. Vreemd genoeg had ik inmiddels lol in de zaak gekregen. Dat kwam waarschijnlijk doordat ik overal vriendelijk bejegend werd, heel anders dan ik had verwacht. De milieuzorg wordt blijkbaar bevolkt door klassieke Hagenezen, types waar ik het goed mee kan vinden; al hoop ik wel dat ze gauw ophouden met massaal op Wilders stemmen.

Bij de firma Braber aan de Lekstraat wachtte mij de grootste verrassing van de dag. De medewerker keek naar mijn gasfles, mompelde iets over ‘museumstuk’ en nam hem in zonder om een financiële tegenprestatie te vragen. Verbijsterd vroeg ik hem of ik hem niets schuldig was. ‘Nee hoor, hij gaat gewoon terug naar Shell, waar hij vandaan is gekomen, lang geleden.’
 
****************************
© 2010 Frits Hoorweg
powered by CJ2