archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 10
Jaargang 6
12 maart 2009
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Hou vol, Clint! Hans Knegtmans

De eerste film die ik professioneel besprak (dat wil zeggen tegen vergoeding, in een echte krant) was True Crime, in 1999. Ik was niet aardig voor Clint. Zo hekelde ik de vele minder geslaagde grappen uit de film en zijn seksuele escapades. Bejaarden horen niet aan seks te doen vond ik, althans niet met de bedoeling dat derden daar naar kijken. In mijn toenmalige beleving was Clint op sterven na dood en filmisch pijnlijk op zijn retour.
Uiteraard had ik er geen weet van dat hij in de tien jaar daarna nog zeven films zou regisseren (en in vier daarvan zelf zou optreden), met als hoogtepunten Mystic River (2003), Million Dollar Baby (2004) en het WOII-tweeluik Flags of Our Fathers en Letters From Iwo Jima (2006). In Gran Torino treedt hij voor het eerst sinds Million Dollar Baby weer op, door hemzelf geregisseerd. Nog ouder (bijna 79 jaar), en met nog meer rimpels maar zo te zien allerminst met één been in het graf.

Bij de begrafenis van de vrouw van hoofdpersoon Walt Kowalski staat de weduwnaar (Eastwood) naast de kist, overziet de aanwezigen en gromt hoorbaar, als een valse hond. De kerkgangers bieden dan ook geen prettige aanblik: zijn twee papperige zoons en hun respectieve echtgenotes, plus de kleinkinderen die niet onder de indruk lijken van grootmoeders verscheiden en achter hun hand flauwe opmerkingen maken over hun chagrijnige opa. Het samenzijn na afloop in Walts huis lijkt dan ook in niets op de hartverwarmende reünie die normaal het leed van de achterblijver verzacht en ook bij de overige familieleden de onvergankelijke familieband bevestigt, al heeft die in de praktijk vaak moeten wijken voor dringender zaken.
Koreaveteraan Walt is blij als het zooitje is opgehoepeld en hij kan overgaan tot de orde van de dag. Wat kleine klusjes doen in huis, het gras maaien en aan het eind van de middag zijn tuin overzien, een indrukwekkende hoeveelheid blikjes Pabst bier onder handbereik. Zijn bejaarde labrador vredig aan zijn voeten en met uitzicht op zijn Gran Torino, de Ford die hij in 1972 zelf in de fabriek heeft helpen assembleren en sindsdien dagelijks blinkend schoonpoetst.

Het leven zou nog rustiger zijn als hij niet recentelijk nieuwe buren had gekregen. Spleetogen van wie het zoontje het lef heeft Walts onberispelijke gazon te betreden. Vaak hebben ze nog tientallen anderen van dat slag over de vloer. En maar eten, en maar kakelen! Het kan nog erger. Een Aziatische jeugdbende scheurt met een opgevoerde auto door Walts buurt – een desolate buitenwijk van Detroit – en probeert met ruwe grappen en bedreigingen het zoontje Thao van de buren te rekruteren.
Kowalski is een racist, daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Hij is zijn buren liever kwijt dan rijk, verbastert lomp hun namen en scheldt ze openlijk uit voor ‘gooks’ en ‘chinks’. Maar hij is geen slecht mens. Wanneer de dochter van de buren wordt lastig gevallen door een groepje zwarte hangjongeren ontzet hij haar uit de benarde situatie. Eastwood mag dan een dagje ouder zijn, met een geweer in zijn armen lijkt hij nog genoeg op Dirty Harry om het geteisem de stuipen op het lijf te jagen. Op weg naar huis praat Sue hem bij over haar familie. Ze behoren tot de Laotiaanse tak van de Hmong. Die vochten ten tijde van de Vietnam oorlog aan de kant van de Amerikanen. Toen die het daar voor gezien hielden leek het verstandig achter hen aan te reizen en in de VS een nieuw bestaan op te bouwen.

De Koreaveteraan weet niet wat hij hoort. Kennelijk is de ene Aziaat de andere niet. Dat idee wordt bevestigd als Sue hem later uitnodigt voor een feestje bij haar thuis. Zoals altijd vergaat horen en zien je bij die spleetogen, maar, moet hij toegeven, koken dat kunnen ze! Een mens is nooit te oud om te leren. Zo gebeurt wat allang in de lucht hing. Walt verandert van een kortzichtige racist in een racist die niet meer alle buitenlanders over één kam scheert. We kunnen er zeker van zijn dat het zelfs tussen hem en de verlegen Thao nog goed zal komen.
Eastwood heeft voldoende ervaring om de baas te blijven over het onevenwichtige scenario van Nick Schenk. Desondanks hadden net als in True Crime van tien jaar terug een aantal grappen beter geschrapt kunnen worden. Vooral een bezoek aan Walts Italiaanse kapper, bedoeld om Thao te leren ‘hoe Amerikanen met elkaar omgaan’ is verbazend ongrappig en illustreert dat Eastwood weliswaar gevoel voor humor heeft, maar dan geen humor van het subtielere soort.

Bovendien contrasteren de grappen en grollen te veel met de dramatische finale. De jeugdbende heeft zich niet neergelegd bij Walts superioriteit en maakt zijn buren het leven zuur. Zo is – niet voor de eerste keer in Eastwoods oeuvre – een grote schoonmaak het enige middel om de rust in de buurt te herstellen. Die showdown is indrukwekkend genoeg, daar niet van. Gran Torino haalt niet het niveau van Eastwoods eerdere prijsfilms Unforgiven (1992) en Million Dollar Baby, beide goed voor de twee belangrijkste Oscars. Maar de film bewijst ten overvloede dat True Crime, Space Cowboys (2000) en Blood Work (2002) niet meer waren dan een dipje in een glorieuze carrière.
 
*********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.


© 2009 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Hou vol, Clint! Hans Knegtmans
De eerste film die ik professioneel besprak (dat wil zeggen tegen vergoeding, in een echte krant) was True Crime, in 1999. Ik was niet aardig voor Clint. Zo hekelde ik de vele minder geslaagde grappen uit de film en zijn seksuele escapades. Bejaarden horen niet aan seks te doen vond ik, althans niet met de bedoeling dat derden daar naar kijken. In mijn toenmalige beleving was Clint op sterven na dood en filmisch pijnlijk op zijn retour.
Uiteraard had ik er geen weet van dat hij in de tien jaar daarna nog zeven films zou regisseren (en in vier daarvan zelf zou optreden), met als hoogtepunten Mystic River (2003), Million Dollar Baby (2004) en het WOII-tweeluik Flags of Our Fathers en Letters From Iwo Jima (2006). In Gran Torino treedt hij voor het eerst sinds Million Dollar Baby weer op, door hemzelf geregisseerd. Nog ouder (bijna 79 jaar), en met nog meer rimpels maar zo te zien allerminst met één been in het graf.

Bij de begrafenis van de vrouw van hoofdpersoon Walt Kowalski staat de weduwnaar (Eastwood) naast de kist, overziet de aanwezigen en gromt hoorbaar, als een valse hond. De kerkgangers bieden dan ook geen prettige aanblik: zijn twee papperige zoons en hun respectieve echtgenotes, plus de kleinkinderen die niet onder de indruk lijken van grootmoeders verscheiden en achter hun hand flauwe opmerkingen maken over hun chagrijnige opa. Het samenzijn na afloop in Walts huis lijkt dan ook in niets op de hartverwarmende reünie die normaal het leed van de achterblijver verzacht en ook bij de overige familieleden de onvergankelijke familieband bevestigt, al heeft die in de praktijk vaak moeten wijken voor dringender zaken.
Koreaveteraan Walt is blij als het zooitje is opgehoepeld en hij kan overgaan tot de orde van de dag. Wat kleine klusjes doen in huis, het gras maaien en aan het eind van de middag zijn tuin overzien, een indrukwekkende hoeveelheid blikjes Pabst bier onder handbereik. Zijn bejaarde labrador vredig aan zijn voeten en met uitzicht op zijn Gran Torino, de Ford die hij in 1972 zelf in de fabriek heeft helpen assembleren en sindsdien dagelijks blinkend schoonpoetst.

Het leven zou nog rustiger zijn als hij niet recentelijk nieuwe buren had gekregen. Spleetogen van wie het zoontje het lef heeft Walts onberispelijke gazon te betreden. Vaak hebben ze nog tientallen anderen van dat slag over de vloer. En maar eten, en maar kakelen! Het kan nog erger. Een Aziatische jeugdbende scheurt met een opgevoerde auto door Walts buurt – een desolate buitenwijk van Detroit – en probeert met ruwe grappen en bedreigingen het zoontje Thao van de buren te rekruteren.
Kowalski is een racist, daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Hij is zijn buren liever kwijt dan rijk, verbastert lomp hun namen en scheldt ze openlijk uit voor ‘gooks’ en ‘chinks’. Maar hij is geen slecht mens. Wanneer de dochter van de buren wordt lastig gevallen door een groepje zwarte hangjongeren ontzet hij haar uit de benarde situatie. Eastwood mag dan een dagje ouder zijn, met een geweer in zijn armen lijkt hij nog genoeg op Dirty Harry om het geteisem de stuipen op het lijf te jagen. Op weg naar huis praat Sue hem bij over haar familie. Ze behoren tot de Laotiaanse tak van de Hmong. Die vochten ten tijde van de Vietnam oorlog aan de kant van de Amerikanen. Toen die het daar voor gezien hielden leek het verstandig achter hen aan te reizen en in de VS een nieuw bestaan op te bouwen.

De Koreaveteraan weet niet wat hij hoort. Kennelijk is de ene Aziaat de andere niet. Dat idee wordt bevestigd als Sue hem later uitnodigt voor een feestje bij haar thuis. Zoals altijd vergaat horen en zien je bij die spleetogen, maar, moet hij toegeven, koken dat kunnen ze! Een mens is nooit te oud om te leren. Zo gebeurt wat allang in de lucht hing. Walt verandert van een kortzichtige racist in een racist die niet meer alle buitenlanders over één kam scheert. We kunnen er zeker van zijn dat het zelfs tussen hem en de verlegen Thao nog goed zal komen.
Eastwood heeft voldoende ervaring om de baas te blijven over het onevenwichtige scenario van Nick Schenk. Desondanks hadden net als in True Crime van tien jaar terug een aantal grappen beter geschrapt kunnen worden. Vooral een bezoek aan Walts Italiaanse kapper, bedoeld om Thao te leren ‘hoe Amerikanen met elkaar omgaan’ is verbazend ongrappig en illustreert dat Eastwood weliswaar gevoel voor humor heeft, maar dan geen humor van het subtielere soort.

Bovendien contrasteren de grappen en grollen te veel met de dramatische finale. De jeugdbende heeft zich niet neergelegd bij Walts superioriteit en maakt zijn buren het leven zuur. Zo is – niet voor de eerste keer in Eastwoods oeuvre – een grote schoonmaak het enige middel om de rust in de buurt te herstellen. Die showdown is indrukwekkend genoeg, daar niet van. Gran Torino haalt niet het niveau van Eastwoods eerdere prijsfilms Unforgiven (1992) en Million Dollar Baby, beide goed voor de twee belangrijkste Oscars. Maar de film bewijst ten overvloede dat True Crime, Space Cowboys (2000) en Blood Work (2002) niet meer waren dan een dipje in een glorieuze carrière.
 
*********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
© 2009 Hans Knegtmans
powered by CJ2