archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 1
26 februari 2004
Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Wat stond er toch weer op die plek? Theo Capel

0109 Wat stonden er ...De zachte winter die steeds meer op een zeer vroeg voorjaar begint te lijken, brengt met zich mee dat alle tuinkarweitjes ook vroeger moeten worden aangepakt. Zo gaf ik mijn gazon al een eerste maaibeurt en dat terwijl de sneeuwklokjes nog maar net in bloei staan. Weg bloemen, maar gelukkig staan er in de borders nog talrijke soortgenoten. Ik heb de bolletjes nooit geplant. Ze waren er opeens en elk jaar komen er meer sneeuwklokjes op. Dat is heel iets anders dan met de planten die ik zelf heb uitgezocht.

Het moeilijkste hoekje in mijn tuin is achterin. Tussen het schuurtje en een grote hulststruik heb ik indertijd volgens de plattegrond die ik onlangs weer eens uit een mapje opdiepte, de nrs. 6, 21, 20, 28, 29, 34 en 35 geplant. De plattegrond ziet eruit als een tekening uit een boek dat beginnende schilders het makkelijk maakt door de kleuren met getallen aan te geven. Maar bij mij zaten de kleuren in mijn hoofd.

Achterin wilde ik vooral groene struiken met wat onderbeplanting hebben om dit verdomhoekje toch enig aanzien te geven. De plek dient vooral als composthoop. Dat wil zeggen dat ik zonder enige verdere aandacht het tuinafval daar deponeer in de hoop dat het uit zichzelf verteert. Dat gebeurt ook, maar de omliggende planten lijken mee te vergaan. Dat begon met het randje buxusstruikjes (nr. 21) dat ik om de composthoop plantte in de hoop het afval op één plek te houden. Ze raakten verstikt door rottende bladeren en soms ontdek ik bij het wegscheppen van compost nog een klein stakerig struikje als een soort grenspaal.

Nr. 6 is de Philadelphus coronarius 'Aurens'. Het is een ondersoort van de boerenjasmijn die iedereen kent vanwege zijn overdadige geurige, witte bloemen. De coronarius heeft echter nauwelijks bloemen, maar daarentegen fraai heldergeel blad, zodat hij dit donkere stukje tuin oplicht. Jammer genoeg is het een bladverliezende struik, maar pogingen om met een bladhoudend type hetzelfde effect te bereiken mislukten keer op keer. De hoop die ik op een hulststruik had gevestigd (ilex crenata 'Golden Gem') bleek ijdel. Om gele blaadjes te krijgen wou hij zon hebben die er niet was. De blaadjes werden groen, maar door gebrek aan zon kwijnde later de hele struik weg. Het advies om de jasmijn eens te proberen kreeg ik van Romke van de Kaa, een zeer lezenswaardige tuinschrijver en een kenner, die indertijd ook nog zelf een kwekerij dreef in een oude ommuurde tuin in Dieren. Het succes van zijn schrijverij stelde hem in staat om op te houden met de slavenarbeid die een kwekerij nu eenmaal is. Jammer, want het was altijd een leuk uitstapje en Van de Kaa had veel bijzondere planten.

In mijn boekenkast staat nog een catalogus van hem (Klimplanten Vaste Planten Kwekerij Van De Kaa) met voorin de mededeling dat men zijn privé telefoonnummer alleen in dringende gevallen moet bellen. Had ik hem mogen bellen toen ik struiken dood zag gaan of is dat een zaak van alledag in de tuin waar je de kweker niet mee lastig valt? Bij hem kocht ik ook hylomecon (nr. 34) een papaverachtige bosplant met ingesneden blad en gele bloemen die ik onder de jasmijn plantte en na enkele seizoenen nooit meer heb teruggezien. Wel een succes waren de bosanemonen ( anemone nemorosa 'Vestal' ). Elk voorjaar komen er meer van en het leuke is dat ze onverwacht opduiken. Na de bloei sterven ze af en denk je dat ze voorgoed verdwenen zijn, maar dat is slechts schijn. Ze hebben stervormige witte bloemetjes met een wit hartje. Het wit is zo puur als krijt of melk en de bloemetjes de schoonheid zelf. Op de plattegrond ontbreken ze. Ze vormen een latere, gelukkige toevalstreffer.

Het vreemde is dat ik ook de osmarea niet heb ingetekend. Het is een osmanthushybride, een bladhoudende struik met kleine, smalle, donkergroene blaadjes die een heel klein beetje getand zijn. Dat voel je eigenlijk alleen maar door er met je vinger langs te gaan. Er zouden buisjesvormige witte bloemetjes aan moeten komen die sterk geuren. Die heb ik in al die jaren nog maar éen keer gezien en geroken. Als ik had moeten wedden welke struik het zou opgeven, had ik op deze mijn geld gezet. Hij bleef maar klein en iel, totdat hij opeens de laatste jaren een groeispurt kreeg en de concurrentie met de jasmijn aanging. Uit de bezorgdheid over de dwerggroei in de afgelopen jaren durf ik hem nu niet met de snoeischaar op zijn plaats te houden. Maar het moet er van komen, omdat hij over het pad naar het schuurtje begint te hangen. En elke tuinier weet dat regel één van de tuin is dat een ieder zijn plaats moet weten.

Achter de composthoop, diep in het duister van de grote hulsstruik en tegen de schutting aan wou ik ook een plekje opvullen. Daarvoor bestaan schaduwplanten zeggen ze. Een van de wijsheden die je als tuinier opsteekt is dat de mensen zo veel zeggen. Het lot van de nrs. 20, 28 (tiarella) en 29 (aceriphyllum) hoef ik eigenlijk niet te onthullen. Nr 35 (een buxussoort) is gelukkig nog springlevend. Op mijn overzicht staat dat nr. 20 een geranium zou zijn. Klopt dat wel? Geraniums (ooievaarsbek) zijn een dankbare tuinplant, maar in een donker hoekje wacht de dood hen onmiddellijk op. Nu ik het erover heb, vraag ik me af waarom geranium 'Ann Folkard' eigenlijk verdwenen is. Mooier magentakleurige bloemen zijn er niet. Opeens waren de planten met hun lange ranken weg, terwijl ze juist in een redelijk zonnig deel van de tuin stonden. Een plant een nummer geven en op een plattegrond een plaatsje toekennen is handig om je later te herinneren hoe het allemaal had kunnen zijn.

© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Wat stond er toch weer op die plek? Theo Capel
0109 Wat stonden er ...De zachte winter die steeds meer op een zeer vroeg voorjaar begint te lijken, brengt met zich mee dat alle tuinkarweitjes ook vroeger moeten worden aangepakt. Zo gaf ik mijn gazon al een eerste maaibeurt en dat terwijl de sneeuwklokjes nog maar net in bloei staan. Weg bloemen, maar gelukkig staan er in de borders nog talrijke soortgenoten. Ik heb de bolletjes nooit geplant. Ze waren er opeens en elk jaar komen er meer sneeuwklokjes op. Dat is heel iets anders dan met de planten die ik zelf heb uitgezocht.

Het moeilijkste hoekje in mijn tuin is achterin. Tussen het schuurtje en een grote hulststruik heb ik indertijd volgens de plattegrond die ik onlangs weer eens uit een mapje opdiepte, de nrs. 6, 21, 20, 28, 29, 34 en 35 geplant. De plattegrond ziet eruit als een tekening uit een boek dat beginnende schilders het makkelijk maakt door de kleuren met getallen aan te geven. Maar bij mij zaten de kleuren in mijn hoofd.

Achterin wilde ik vooral groene struiken met wat onderbeplanting hebben om dit verdomhoekje toch enig aanzien te geven. De plek dient vooral als composthoop. Dat wil zeggen dat ik zonder enige verdere aandacht het tuinafval daar deponeer in de hoop dat het uit zichzelf verteert. Dat gebeurt ook, maar de omliggende planten lijken mee te vergaan. Dat begon met het randje buxusstruikjes (nr. 21) dat ik om de composthoop plantte in de hoop het afval op één plek te houden. Ze raakten verstikt door rottende bladeren en soms ontdek ik bij het wegscheppen van compost nog een klein stakerig struikje als een soort grenspaal.

Nr. 6 is de Philadelphus coronarius 'Aurens'. Het is een ondersoort van de boerenjasmijn die iedereen kent vanwege zijn overdadige geurige, witte bloemen. De coronarius heeft echter nauwelijks bloemen, maar daarentegen fraai heldergeel blad, zodat hij dit donkere stukje tuin oplicht. Jammer genoeg is het een bladverliezende struik, maar pogingen om met een bladhoudend type hetzelfde effect te bereiken mislukten keer op keer. De hoop die ik op een hulststruik had gevestigd (ilex crenata 'Golden Gem') bleek ijdel. Om gele blaadjes te krijgen wou hij zon hebben die er niet was. De blaadjes werden groen, maar door gebrek aan zon kwijnde later de hele struik weg. Het advies om de jasmijn eens te proberen kreeg ik van Romke van de Kaa, een zeer lezenswaardige tuinschrijver en een kenner, die indertijd ook nog zelf een kwekerij dreef in een oude ommuurde tuin in Dieren. Het succes van zijn schrijverij stelde hem in staat om op te houden met de slavenarbeid die een kwekerij nu eenmaal is. Jammer, want het was altijd een leuk uitstapje en Van de Kaa had veel bijzondere planten.

In mijn boekenkast staat nog een catalogus van hem (Klimplanten Vaste Planten Kwekerij Van De Kaa) met voorin de mededeling dat men zijn privé telefoonnummer alleen in dringende gevallen moet bellen. Had ik hem mogen bellen toen ik struiken dood zag gaan of is dat een zaak van alledag in de tuin waar je de kweker niet mee lastig valt? Bij hem kocht ik ook hylomecon (nr. 34) een papaverachtige bosplant met ingesneden blad en gele bloemen die ik onder de jasmijn plantte en na enkele seizoenen nooit meer heb teruggezien. Wel een succes waren de bosanemonen ( anemone nemorosa 'Vestal' ). Elk voorjaar komen er meer van en het leuke is dat ze onverwacht opduiken. Na de bloei sterven ze af en denk je dat ze voorgoed verdwenen zijn, maar dat is slechts schijn. Ze hebben stervormige witte bloemetjes met een wit hartje. Het wit is zo puur als krijt of melk en de bloemetjes de schoonheid zelf. Op de plattegrond ontbreken ze. Ze vormen een latere, gelukkige toevalstreffer.

Het vreemde is dat ik ook de osmarea niet heb ingetekend. Het is een osmanthushybride, een bladhoudende struik met kleine, smalle, donkergroene blaadjes die een heel klein beetje getand zijn. Dat voel je eigenlijk alleen maar door er met je vinger langs te gaan. Er zouden buisjesvormige witte bloemetjes aan moeten komen die sterk geuren. Die heb ik in al die jaren nog maar éen keer gezien en geroken. Als ik had moeten wedden welke struik het zou opgeven, had ik op deze mijn geld gezet. Hij bleef maar klein en iel, totdat hij opeens de laatste jaren een groeispurt kreeg en de concurrentie met de jasmijn aanging. Uit de bezorgdheid over de dwerggroei in de afgelopen jaren durf ik hem nu niet met de snoeischaar op zijn plaats te houden. Maar het moet er van komen, omdat hij over het pad naar het schuurtje begint te hangen. En elke tuinier weet dat regel één van de tuin is dat een ieder zijn plaats moet weten.

Achter de composthoop, diep in het duister van de grote hulsstruik en tegen de schutting aan wou ik ook een plekje opvullen. Daarvoor bestaan schaduwplanten zeggen ze. Een van de wijsheden die je als tuinier opsteekt is dat de mensen zo veel zeggen. Het lot van de nrs. 20, 28 (tiarella) en 29 (aceriphyllum) hoef ik eigenlijk niet te onthullen. Nr 35 (een buxussoort) is gelukkig nog springlevend. Op mijn overzicht staat dat nr. 20 een geranium zou zijn. Klopt dat wel? Geraniums (ooievaarsbek) zijn een dankbare tuinplant, maar in een donker hoekje wacht de dood hen onmiddellijk op. Nu ik het erover heb, vraag ik me af waarom geranium 'Ann Folkard' eigenlijk verdwenen is. Mooier magentakleurige bloemen zijn er niet. Opeens waren de planten met hun lange ranken weg, terwijl ze juist in een redelijk zonnig deel van de tuin stonden. Een plant een nummer geven en op een plattegrond een plaatsje toekennen is handig om je later te herinneren hoe het allemaal had kunnen zijn.
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2