archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 1
26 februari 2004
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Opnieuw bericht uit Santiago de Cuba Herman Frederiks

0109 Opnieuw bericht ...De vorige keer schreef ik vooral over de armoedige kant van Cuba. Desondanks heeft het land een grote aantrekkingskracht op mij. Dat behoeft uitleg, waarbij het onvermijdelijk blijft dat de armoede opnieuw wordt belicht. Zo’n land is Cuba nu eenmaal. Ik kan de lezer vooraf geruststellen: ik behoor niet tot de fanatieke bewonderaars van Fidel en Che die hier komen vanuit jeugdsentiment over de jaren van de revolutie. Ondanks het feit dat ik in de jaren zestig in Amsterdam studeerde, had ik geen posters van Che Guevara aan de muur en niemand heeft me ooit achter rode vlaggen zien lopen. Met zo’n soort linkse achtergrond zou een bezoek aan Cuba veel pijnlijke ervaringen opleveren. De trotse en altruïstische ‘Nieuwe Mens’ van Che is dagelijks bezig om, minstens even egocentrisch als wij kapitalisten, dollars bijeen te graaien. Misschien doet hij het wel fanatieker dan wij, omdat de nood hoger is. Van dag tot dag wordt er geslijmd en gehoereerd bij de kapitalistische toeristen in de hoop dat er een dollar, een pilsje of een overhemd overschiet. Daarnaast is iedereen bezig met gescharrel en geïmproviseer. ‘Inventar’, uitvinden of ontdekken, is hier een veelgebruikt woord. Als de ijskast het niet doet of wanneer je geen rijst meer hebt, dan moet je iets gaan uitvinden. H et is dit gescharrel en het vernuft dat mijn dagelijkse bewondering oplevert. De prachtige Amerikaanse auto’s uit de jaren vijftig die het Cubaanse straatbeeld beheersen, worden gerepareerd met zelfgemaakte onderdelen of er worden onderdelen gebruikt van andere auto’s zoals de Lada, waar nog steeds een aardige voorraad van schijnt te zijn. Onder de motorkap van Amerikaanse giganten uit de jaren veertig en vijftig heb ik meer dan eens een Russische motor of Franse motor aangetroffen. De automonteurs onder de vluchtelingen die naar Miami gaan, schijnen daar zeer gevraagd te zijn. Ze behoren tot de zeldzame monteurs die nog in staat zijn meer te doen met een kapotte auto dan het vervangen van dure onderdelen. Ieder jaar weer als ik naar Cuba ga heb ik artikelen bij me die nodig aan reparatie toe zijn, artikelen die bij ons in de vuilnisbak gegooid worden. Dat kan bijvoorbeeld een kleine cassetterecorder zijn waarvan mij verzekerd is dat hij niet meer reparabel is of een oude laptop computer met een 200 MB harde schijf, waar bij ons geen programma meer op draait. Jaarlijks bezoek ik mijn paraplureparateur die een klein kraampje heeft op de mercado in het centrum van Santiago. Hij glimt al van herkenning al ik er aankom. Voor een dollar repareert hij niet alleen mijn paraplu, maar brengt hij op eigen initiatief ook nog eens versterkingen aan op de kwetsbare punten zodat ik ook de ergste stormen in Nederland kan overleven. Vorige zomer liep ik met een Cubaan die kort in Nederland was door Amsterdam-Zuid. Het was een zondagavond, de avond voordat het vuilnis wordt opgehaald. Naar zijn hoofd grijpend wees hij mij op keukenapparaten, meubilair, tv’s en onderdelen van computers die hij graag had willen hebben om ze met hulp van zijn vrienden in Cuba te repareren. Door de schaarste en gebrek aan alles, wordt steeds een beroep gedaan gedaan op creativiteit en vindingrijkheid. Men beschikt daardoor over een probleemoplossend vermogen dat bij ons niet meer bestaat.
De afgelopen dagen heb ik vanaf mijn dakterras gefascineerd toegekeken hoe een jongen van een jaar of vijftien bezig was om op het dak van zijn huis een zelfgemaakte vlieger luchtwaardig te maken. De eerste dag lukte het niet, waarschijnlijk waren de spanten en het papier te zwaar. De tweede dag had hij zo te zien ander materiaal gebruikt, de kleur was anders en de staart zag er lichter uit. Nu lukte het, maar ondanks de harde wind kwam de vlieger niet veel hoger dan vijf meter boven het dak. De jongen was zichtbaar ontevreden. De derde dag kwam de triomf. De vlieger stond stabiel in de lucht op een hoogte van minstens veertig, vijftig meter. Hij had de laatste problemen opgelost. Verlegen maar trots reageerde hij op mijn bewonderende kreten. Overal op straat zie je voorbeelden van dit vernuft in een wereld met weinig middelen: kinderen komen met grote snelheid de heuvel af met een zelfgetimmerde autoped waarvan de wielen gemaakt zijn van kogellagers van afgedankte machines. Jongetjes vertonen hun kunstjes met tollen die paps uit een oude stoelpoot heeft gedraaid. Meisjes knippen jurkjes van krantenpapier voor de pop en in een winkeltje op de hoek maakt een vijftig jaar oude radio met het oude Philipslogo weer swingende muziek nadat een man zijn soldeerbout heeft gehanteerd. Philipsradio’s zijn volgens hem de beste, die gaan nooit echt stuk, het enige probleem is soms om de passende buizen te vinden.

De grootste attractie is de Cubaanse muziek. Waar je ook bent, overal hoor je de klanken van salsa , son en bolero’s. De Cubanen zijn er bij wijze van spreken naar gaan staan, iedereen loopt heupwiegend te swingen over straat. Zoals New York en Chicago de plaatsen zijn voor de jazzliefhebber, zo is vooral Santiago het paradijs voor de aficionados van de son en bolero. In het centrum kun je permanent in vijf á tien plaatsen terecht waar live gespeeld wordt. Ik ken inmiddels persoonlijk tientallen musici die in dit genre tot de top behoren. Als, om een beroemd voorbeeld te noemen, Eliades Ochoa niet op een wereldtournee is met de Buena Vista Social Club, dan kun je hem in de bar van de Casa de la Trova aantreffen met een glas rum in de hand. Inaudis Paisan, een van de beste trompettisten van Cuba, speelt bijna dagelijks in de Casa de la Trova. En als je meer wilt weten van de geschiedenis van de son of de bolero, dan kun je altijd een gesprek aanknopen met bijvoorbeeld de zoon van de beroemde bolerocomponist Pepe Sanchez of je kunt de kleinzoon van soncomponist Miguel Matamoro gaan opzoeken. Het zijn allemaal namen die je bij ons in iedere CD-winkel in de bak met latijnsamerikaanse muziek kunt aantreffen. Daarnaast spelen hier honderden musici die dan wel geen wereldnaam hebben, maar met een kwaliteit die wij in Nederland bij salsabands niet kennen. Santiago wordt niet voor niets ‘la cuna del son’, de wieg van de son, genoemd. In feite is de salsa zoals we die kennen vooral voortgekomen uit het ritme van deze son. Een van de uitdagingen waarmee ik nu al jaren bezig ben is om te leren om ‘contratiempo’, dat wil zeggen tegen de maat in, te dansen, zoals de son vanuit de traditie gedanst wordt. Het is een manier van dansen die vooral oudere mensen uit Santiago kennen. He geeft een extra spannende erotisch dimensie, die de salsa, die ‘en tiempo’ wordt gedanst , niet kent. Mijn vrouw en ik krijgen bijna dagelijks les van Miriam een van de beste sondansers van Santiago die ’s avonds optreedt in de Casa de la Trova. Na drie jaar les is ze nu uiterst tevreden over onze vorderingen, ze vindt zelfs dat we mee moeten gaan doen aan danstournooien zoals die hier gehouden worden. We hebben voorlopig bedankt voor de eer, maar we beschouwen het natuurlijk wel als een compliment van de juf. Naast het dansen krijgt mijn vrouw, die bolero’s zingt en accordeon speelt, dagelijks les van goede musici in Cubaanse ritmes. Ze treedt hier soms op, al of niet met Cubaanse begeleiding, bij huiselijke feesten en partijen waarbij de hele familie meezingt. De lessen op het gebied van muziek en dans zijn erg informeel en ook zeer betaalbaar. Vijf á zes dollar per les is een normale prijs en voor de leraar zeer aantrekkelijk, het komt neer op meer dan een weeksalaris van de gemiddelde Cubaan, al met al dus een win-win relatie. En de leraar heeft, zoals dat trouwens bij alle Cubanen het geval is, alle tijd van de wereld voor je.

Het swingende leven en het dagelijkse improvisatievernuft van de Cubanen is maar een deel van de attractie hier. Voor de oudere romanticus die de auto van zijn oom uit de vijftiger jaren wil zien of die een warm gevoel krijgt als zijn maaltijd wordt bereid op een petroleumstel zoals oma dat gebruikte, is hier ook veel te halen. De tropische temperatuur is aantrekkelijk, maar die kun je ook in Curaçao of Bonaire halen, waar je geen Spaans hoeft te spreken en alles beter is geregeld. Een andere prettige kant van Cuba is dat het land, in tegenstelling tot andere Latijnse landen in deze regio geen grote verschillen kent qua welvaart. Iedereen is even arm maar verhongert niet. Er is weinig patserig gedrag in een omgeving van armoede van het soort dat in steden als Mexico City en Bogata normaal is. Hooguit komt dit gedrag voor rekening van sommige toeristen, misschien ben ik daarbij bevooroordeeld als ik dan vooral denk aan de Italianen. Ik ben ontroerd als ik op tv zie dat de minister van buitenlandse zaken hoog buitenlands bezoek verwelkomt terwijl hij uit een Lada stapt. Dat zie ik onze minister Bot niet doen bij een bezoek van Chirac. (Toch nog een socialistische boodschap aan het eind).

Lang zal de gelijkheid in Cuba niet duren. Sinds de legalisering van de dollar worden de verschillen steeds groter, degenen die voor toeristen werken of familie in Miami hebben, gaan met hun dollars de nieuwe elite vormen. Een van de vele grapjes over de nieuwe verhoudingen is het volgende: een chirurg komt bij de psychiater voor depressieve klachten omdat hij zich met zijn maandsalaris van achttien dollar te weinig gewaardeerd voelt. Hij vertelt dat hij gedroomd heeft dat hij barkeeper in een toeristenhotel is. De psychiater noteert: ernstige grootheidswanen.


© 2004 Herman Frederiks meer Herman Frederiks - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Opnieuw bericht uit Santiago de Cuba Herman Frederiks
0109 Opnieuw bericht ...De vorige keer schreef ik vooral over de armoedige kant van Cuba. Desondanks heeft het land een grote aantrekkingskracht op mij. Dat behoeft uitleg, waarbij het onvermijdelijk blijft dat de armoede opnieuw wordt belicht. Zo’n land is Cuba nu eenmaal. Ik kan de lezer vooraf geruststellen: ik behoor niet tot de fanatieke bewonderaars van Fidel en Che die hier komen vanuit jeugdsentiment over de jaren van de revolutie. Ondanks het feit dat ik in de jaren zestig in Amsterdam studeerde, had ik geen posters van Che Guevara aan de muur en niemand heeft me ooit achter rode vlaggen zien lopen. Met zo’n soort linkse achtergrond zou een bezoek aan Cuba veel pijnlijke ervaringen opleveren. De trotse en altruïstische ‘Nieuwe Mens’ van Che is dagelijks bezig om, minstens even egocentrisch als wij kapitalisten, dollars bijeen te graaien. Misschien doet hij het wel fanatieker dan wij, omdat de nood hoger is. Van dag tot dag wordt er geslijmd en gehoereerd bij de kapitalistische toeristen in de hoop dat er een dollar, een pilsje of een overhemd overschiet. Daarnaast is iedereen bezig met gescharrel en geïmproviseer. ‘Inventar’, uitvinden of ontdekken, is hier een veelgebruikt woord. Als de ijskast het niet doet of wanneer je geen rijst meer hebt, dan moet je iets gaan uitvinden. H et is dit gescharrel en het vernuft dat mijn dagelijkse bewondering oplevert. De prachtige Amerikaanse auto’s uit de jaren vijftig die het Cubaanse straatbeeld beheersen, worden gerepareerd met zelfgemaakte onderdelen of er worden onderdelen gebruikt van andere auto’s zoals de Lada, waar nog steeds een aardige voorraad van schijnt te zijn. Onder de motorkap van Amerikaanse giganten uit de jaren veertig en vijftig heb ik meer dan eens een Russische motor of Franse motor aangetroffen. De automonteurs onder de vluchtelingen die naar Miami gaan, schijnen daar zeer gevraagd te zijn. Ze behoren tot de zeldzame monteurs die nog in staat zijn meer te doen met een kapotte auto dan het vervangen van dure onderdelen. Ieder jaar weer als ik naar Cuba ga heb ik artikelen bij me die nodig aan reparatie toe zijn, artikelen die bij ons in de vuilnisbak gegooid worden. Dat kan bijvoorbeeld een kleine cassetterecorder zijn waarvan mij verzekerd is dat hij niet meer reparabel is of een oude laptop computer met een 200 MB harde schijf, waar bij ons geen programma meer op draait. Jaarlijks bezoek ik mijn paraplureparateur die een klein kraampje heeft op de mercado in het centrum van Santiago. Hij glimt al van herkenning al ik er aankom. Voor een dollar repareert hij niet alleen mijn paraplu, maar brengt hij op eigen initiatief ook nog eens versterkingen aan op de kwetsbare punten zodat ik ook de ergste stormen in Nederland kan overleven. Vorige zomer liep ik met een Cubaan die kort in Nederland was door Amsterdam-Zuid. Het was een zondagavond, de avond voordat het vuilnis wordt opgehaald. Naar zijn hoofd grijpend wees hij mij op keukenapparaten, meubilair, tv’s en onderdelen van computers die hij graag had willen hebben om ze met hulp van zijn vrienden in Cuba te repareren. Door de schaarste en gebrek aan alles, wordt steeds een beroep gedaan gedaan op creativiteit en vindingrijkheid. Men beschikt daardoor over een probleemoplossend vermogen dat bij ons niet meer bestaat.
De afgelopen dagen heb ik vanaf mijn dakterras gefascineerd toegekeken hoe een jongen van een jaar of vijftien bezig was om op het dak van zijn huis een zelfgemaakte vlieger luchtwaardig te maken. De eerste dag lukte het niet, waarschijnlijk waren de spanten en het papier te zwaar. De tweede dag had hij zo te zien ander materiaal gebruikt, de kleur was anders en de staart zag er lichter uit. Nu lukte het, maar ondanks de harde wind kwam de vlieger niet veel hoger dan vijf meter boven het dak. De jongen was zichtbaar ontevreden. De derde dag kwam de triomf. De vlieger stond stabiel in de lucht op een hoogte van minstens veertig, vijftig meter. Hij had de laatste problemen opgelost. Verlegen maar trots reageerde hij op mijn bewonderende kreten. Overal op straat zie je voorbeelden van dit vernuft in een wereld met weinig middelen: kinderen komen met grote snelheid de heuvel af met een zelfgetimmerde autoped waarvan de wielen gemaakt zijn van kogellagers van afgedankte machines. Jongetjes vertonen hun kunstjes met tollen die paps uit een oude stoelpoot heeft gedraaid. Meisjes knippen jurkjes van krantenpapier voor de pop en in een winkeltje op de hoek maakt een vijftig jaar oude radio met het oude Philipslogo weer swingende muziek nadat een man zijn soldeerbout heeft gehanteerd. Philipsradio’s zijn volgens hem de beste, die gaan nooit echt stuk, het enige probleem is soms om de passende buizen te vinden.

De grootste attractie is de Cubaanse muziek. Waar je ook bent, overal hoor je de klanken van salsa , son en bolero’s. De Cubanen zijn er bij wijze van spreken naar gaan staan, iedereen loopt heupwiegend te swingen over straat. Zoals New York en Chicago de plaatsen zijn voor de jazzliefhebber, zo is vooral Santiago het paradijs voor de aficionados van de son en bolero. In het centrum kun je permanent in vijf á tien plaatsen terecht waar live gespeeld wordt. Ik ken inmiddels persoonlijk tientallen musici die in dit genre tot de top behoren. Als, om een beroemd voorbeeld te noemen, Eliades Ochoa niet op een wereldtournee is met de Buena Vista Social Club, dan kun je hem in de bar van de Casa de la Trova aantreffen met een glas rum in de hand. Inaudis Paisan, een van de beste trompettisten van Cuba, speelt bijna dagelijks in de Casa de la Trova. En als je meer wilt weten van de geschiedenis van de son of de bolero, dan kun je altijd een gesprek aanknopen met bijvoorbeeld de zoon van de beroemde bolerocomponist Pepe Sanchez of je kunt de kleinzoon van soncomponist Miguel Matamoro gaan opzoeken. Het zijn allemaal namen die je bij ons in iedere CD-winkel in de bak met latijnsamerikaanse muziek kunt aantreffen. Daarnaast spelen hier honderden musici die dan wel geen wereldnaam hebben, maar met een kwaliteit die wij in Nederland bij salsabands niet kennen. Santiago wordt niet voor niets ‘la cuna del son’, de wieg van de son, genoemd. In feite is de salsa zoals we die kennen vooral voortgekomen uit het ritme van deze son. Een van de uitdagingen waarmee ik nu al jaren bezig ben is om te leren om ‘contratiempo’, dat wil zeggen tegen de maat in, te dansen, zoals de son vanuit de traditie gedanst wordt. Het is een manier van dansen die vooral oudere mensen uit Santiago kennen. He geeft een extra spannende erotisch dimensie, die de salsa, die ‘en tiempo’ wordt gedanst , niet kent. Mijn vrouw en ik krijgen bijna dagelijks les van Miriam een van de beste sondansers van Santiago die ’s avonds optreedt in de Casa de la Trova. Na drie jaar les is ze nu uiterst tevreden over onze vorderingen, ze vindt zelfs dat we mee moeten gaan doen aan danstournooien zoals die hier gehouden worden. We hebben voorlopig bedankt voor de eer, maar we beschouwen het natuurlijk wel als een compliment van de juf. Naast het dansen krijgt mijn vrouw, die bolero’s zingt en accordeon speelt, dagelijks les van goede musici in Cubaanse ritmes. Ze treedt hier soms op, al of niet met Cubaanse begeleiding, bij huiselijke feesten en partijen waarbij de hele familie meezingt. De lessen op het gebied van muziek en dans zijn erg informeel en ook zeer betaalbaar. Vijf á zes dollar per les is een normale prijs en voor de leraar zeer aantrekkelijk, het komt neer op meer dan een weeksalaris van de gemiddelde Cubaan, al met al dus een win-win relatie. En de leraar heeft, zoals dat trouwens bij alle Cubanen het geval is, alle tijd van de wereld voor je.

Het swingende leven en het dagelijkse improvisatievernuft van de Cubanen is maar een deel van de attractie hier. Voor de oudere romanticus die de auto van zijn oom uit de vijftiger jaren wil zien of die een warm gevoel krijgt als zijn maaltijd wordt bereid op een petroleumstel zoals oma dat gebruikte, is hier ook veel te halen. De tropische temperatuur is aantrekkelijk, maar die kun je ook in Curaçao of Bonaire halen, waar je geen Spaans hoeft te spreken en alles beter is geregeld. Een andere prettige kant van Cuba is dat het land, in tegenstelling tot andere Latijnse landen in deze regio geen grote verschillen kent qua welvaart. Iedereen is even arm maar verhongert niet. Er is weinig patserig gedrag in een omgeving van armoede van het soort dat in steden als Mexico City en Bogata normaal is. Hooguit komt dit gedrag voor rekening van sommige toeristen, misschien ben ik daarbij bevooroordeeld als ik dan vooral denk aan de Italianen. Ik ben ontroerd als ik op tv zie dat de minister van buitenlandse zaken hoog buitenlands bezoek verwelkomt terwijl hij uit een Lada stapt. Dat zie ik onze minister Bot niet doen bij een bezoek van Chirac. (Toch nog een socialistische boodschap aan het eind).

Lang zal de gelijkheid in Cuba niet duren. Sinds de legalisering van de dollar worden de verschillen steeds groter, degenen die voor toeristen werken of familie in Miami hebben, gaan met hun dollars de nieuwe elite vormen. Een van de vele grapjes over de nieuwe verhoudingen is het volgende: een chirurg komt bij de psychiater voor depressieve klachten omdat hij zich met zijn maandsalaris van achttien dollar te weinig gewaardeerd voelt. Hij vertelt dat hij gedroomd heeft dat hij barkeeper in een toeristenhotel is. De psychiater noteert: ernstige grootheidswanen.
© 2004 Herman Frederiks
powered by CJ2