archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 2
Jaargang 6
23 oktober 2008
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Ingenieurs, stijl en strakke oeververbindingen Peter Schröder

0602BS 50.1
Paradox
Beelden uit soberder tijden: ja en nee. Het motto van deze rubriek geldt vooral het verschil in beschikbaarheid van beeldmateriaal. De tijden waarin we nog niet ooverspoeld werden door die beeldentsunami van teevee, kleurendrukwerk en foto’s, de tijden met de relatief schaarse aanwezigheid van zwart/wit afbeeldingen in boeken en kranten en daardoor die centrale plaats van het medium (nieuws, contact, kunst) prentbriefkaart.
Het particuliere leven van de gewone/modale mens was 100 en 50 jaar geleden flink wat soberder dan nu, dat van de bemiddelde mensen zag er vaak veel uitbundiger uit. Maar er is nog iets anders, we zijn in het Westen sinds 1900 per saldo veel rijker geworden, maar van die rijkdom is in het publieke domein, op straat, voor iedereen zichtbaar en genietbaar, steeds minder over. De rijkdom lijkt zich voor een groot deel te hebben teruggetrokken achter de muren van het privé domein.

Openbare verschraling
De Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith sprak in zijn paradigmatisch boek The Affluent Society (1958) van een ontwikkeling naar Private Wealth and Public Squalor. Om ons wat simplistisch te beperken tot de buitenwereld (Galbraith ging het vooral om de maatschappelijke ongelijkheid): van een wereld van mooie gebouwen en parken en scholen voor iedereen naar eentje van goedkope openbare bouwsels, verloederde parken en shabby scholen beveiligd door security voor de burgerij en het moois achter de gordijnen van individuele burgers. (Galbraith was een leuke en verstandige man, eminent geleerde en intellectueel, hij adviseerde de belangrijkste Amerikaanse presidenten van Roosevelt t/m Clinton. Hij vond dat we met al die rijkdom prachtkansen hadden geschapen om onze ‘artistieke’ gaven te ontplooien, maar zag slechts de opgang van het zedenbedervende advertentiewezen).

Strak en functioneel én goedkoop
We blijven hier nog even bij de artistieke opvattingen van de beroepsgroep der ingenieurs. In Nr 20, Jrg 5 kwam de aankleding van de technische wonderen Transbordeur en Pont Roulant, scheppingen van de Franse ingenieurs uit de Fin de siècle, aan de orde. Oeververbindingen werden toen feestelijk versierd en werden behalve voor praktische verkeersdoeleinden ook benut voor recreatieve functies. Vandaag de dag is de uitvoering van bruggen ‘strak’ en de esthetiek (denk aan de Zwaan in Rotterdam en die bruggen van de Spaanse architect Santiago Calatrava over de hoofdvaart van de Haarlemmermeerpolder) mag de functionaliteit niet te zeer in de weg zitten. Tom Wolfe heeft in From Bauhaus to Our House over het functionalisme in de bouwkunde al opgemerkt dat de rechte lijn als verbinding tussen A en B niet alleen een functionele, maar vooral ook een heel goedkope architectonische oplossing is. (Over Le Corbusier, de grootste boosdoener zullen we het binnenkort nog eens hebben.) En vandaag de dag maken we veelal oeververbdindingen in de vorm van tunnels. Wat valt daar nog aan te versieren?

De wieg van de Britse ingenieurs
Vorige keer Franse ingenieurs van de École Nationale des Ponts et Chaussées in het zonnetje. Maar speelden in de 19e eeuwse bruggenbouw de Britse ingenieurs niet de hoofdrol? Hoe zit het dan met de roemruchte Isambard Kingdom Brunel, de Britse Leonardo, in 2002 nog verkozen tot Grootste Brit na Churchill, vóór Shakespeare en Newton, de hoofdingenieur van de Great Western Railway (wat al niet aan bruggen en machines) en de megaschepen Great Western en Great Eastern (de eerste metalen oceanstomers).
Isambard Kingdom (1806-1859) was de zoon van Marc Isambard (1769-1849) en vader van Henri Marc Brunel (1842-1903), allen beroemde en succesvolle ingenieurs, een technische variant op de familie J.S.Bach. Wel, Marc Isambard was zoon van een rijke Franse (!) boer uit Normandië die zich bekwaamde in tekenen, wiskunde en meubelmaken. Hij huwde de uit Engeland afkomstige wees Sophie Kingdom, kreeg het aan de stok met de Franse Revolutionairen en kon nog net per schip vluchten naar New York, waar hij aan het bouwen en uitvinden sloeg.

Een familiezaak
Al gauw stak Marc Isambard weer over naar Europa, ditmaal naar Londen waar hij de eerste belangrijke tunnel onder een echte vaarweg, de Thames tunnel op zijn naam bracht (nu nog in gebruik als stukje van het Underground netwerk). Dit stoute staaltje lukte, ondanks veel tegenslag, dankzij de door Brunel ontwikkelde revolutionaire schildmethode. Aan het laatste traject van de tunnelbouw werd ook aktief meegewerkt door zoon Isambard Kingdom, die door zijn vader voor een gedegen opleiding naar Frankrijk was gestuurd (Lycée Henri IV en de universiteit van Caen). Het was de start van Isambard Kingdom's sensationele Britse carrière, met het ene na het andere technische hoogtepunt maar ook met de nodige zakelijke problemen. Marc Isambard en Isambard Kingdom hadden ook te kampen met gezondheidsproblemen en overleden, tot het bittere einde volhardend in hun werk, aan de gevolgen van beroertes. Isambard Kingdom rookte veertig sigaren per dag en dat zal zijn gezondheid niet hebben bevorderd – misschien wel zijn scheppingsdrang? De Brunels leven voort in oa. Brunel University (Uxbridge, London) en de consultancyfirma (?!) Brunel.

De uitvinder van het woord evenwicht
De grote stamvader van de Nederlandse ingenieurs is natuurlijk de uit de zuidelijke Nederlanden naar het noorden geëmigreerde Simon Stevin (Brugge 1548 – Leiden 1620), een veelzijdig ontwikkelde bolleboos in wiskunde (de term is van hem), maar ook in0602BS 50.2 taalkunde, mechanica en bouwkunde. (In Nederland werd de naam Stevinstraat door hypercorrecte types wel op zijn Frans uitgesproken als Steevènstraat - terwijl Stevin ook beroemd is als taalzuiveraar van het Nederlands, hij vertaalde ingenieur in het Nederlands met ‘vernufteling’).
Genoeg algemene geschiedenis, tijd voor de praktijkvoorbeelden van versierde en onversierde ingenieurswerken.

Gereformeerde brug?
Op kaart 1.a. De IJsselbrug bij Kampen, de oude ‘Oude brug’ welteverstaan. De brug werd geslagen in 1873 en aan beide zijden opgeluisterd met een classicistische poort die sterk doet denken aan het kasteel van Walter Scott. In het midden van deze vakwerkbrug, ter ondersteuning van de dubbele klapdelen, zien we alweer twee van die kasteelpoorttjes. Op deze kaart worden die twee poortjes ook nog bekroond met een forse toren. Maar dat is een Barend Servet effect (een Wim T. Interview met een persoon die op de plaats van zijn hoofd een schemerlamp heeft zitten, een kerktoren waaruit een lantarenpaal groeit). Het lijkt maar zo gekkie, want die toren is de 17e eeuwse Nieuwe Toren die binnen het stadje ligt.
Dat ziet er feestelijk en gezellig uit daar in Kampen! De kaart werd in 1901 verstuurd door Mademoiselle A.C. Römer uit Kampen naar Baronne Marguerite et Baron Paul Bethune, rue Joseph II 76 in Bruxelles. De brug werd gesloopt, de hedendaagse ‘Oude Brug’ dateert uit 1983, een sobere vakwerkbrug met in het midden een hefinstallatie. De wielen van die hef zijn in een speelse bui uitdagend geel geverfd.

Tunnels
Op kaart 1.b. gaan we in Antwerpen per tunnel onder het Scheldewater van de rechter- naar de linkeroever door een ‘Groote tunnel voor autos, autobus, enz.’, de Waaslandtunnel. De tunnel werd in 1933 geopend (hier wel erg letterlijk) door koning Albert I en koningin Elisabeth en in gebruik genomen voor voertuigen. In de Antwerpse volksmond ging de Waaslandtunnel ‘Konijnenpijp’ heten; de konijnen van de linkeroever hoefden niet meer naar het stadshart te zwemmen. Datzelfde jaar werd in Antwerpen ook een voetgangerstunnel, de ‘St. Annatunnel’  De Waaslandtunnel is een sobere tunnel (vergeleken met de IJsselbrug in Kampen!) met klinkerbestrating en betegelde wanden. De kaart werd op 9 augustus 1935 verstuurd door (onleesbaar) aan Monsieur le Controleur, Bureau de Poste de Rambouillet, Seine et Oise, France, met de mededeling ’Merci, voyage magnifique’

Tunnels
Meer tunnels, op naar Nederland, daar werd onder leiding van architecten J.P. van der Bruggen en Ad van der Steur in 1937 eindelijk begonnen met de aanleg van de Maastunnel voor gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers (voltooid in het oorlogsjaar 1942). Fietsers en voetgangers daalden per roltrap af in de tunnel en kwamen per roltrap aan de andere kant weer boven. De tunnel zelf werd ongeveer zo uitgevoerd als de Waaslandtunnel in Antwerpen, maar het ventilatiegebouw op de zuidoever werd wel smaakvol monumentaal uitgevoerd (mooie koperen dakbedekking) en de toegangsbehuizing voor fietsers en voetgangers aan de noordoever ziet er ook mooi verzorgd uit. Op kaart 2.a. het Ventilatiegebouw in aanbouw, de kaart werd niet verstuurd.
Oorspronkelijk zouden er trolleybussen door de Maastunnel rijden, de bovenleidingen zijn gemonteerd (en later weer verwijderd). Het verhaal wil dat de Duite bezetters springladingen hadden aangebracht en de leidingen wilden gebruiken (ontsteking) om de tunnel in 1945 op te blazen. Het is er niet van gekomen. Van die trolleybus ook niet.
In de jaren 50 gold een ritje heen-en-weer door de Maastunnel als een zeer geslaagd onderdeel van een schoolreisje.

Tunnelvisie
Tot slot naar het indrukwekkendste, maar tegelijk het soberste exemplaar van deze aflevering: de Mont-Blanc tunnel. Hij is 11.6 km lang en verbindt Chamonix (Frankrijk) met Courmayeur (Italië) door een buis van 8.6 m. breed, (waarover twee rijstroken) dwars door het graniet van de Alpen. In 1959 werd met het boren aan beide kanten begonnen, in 1962 kwamen de twee boorploegen elkaar op de juiste plaats in het midden tegen en in 1965 werd de tunnel geopend. Bij de jongere lezers is de tunnel vooral bekend van de afschuwelijke brand die er in 1999 woedde (een vrachtauto geladen met margarine (!) zette tunnel + voertuigen in vuur en vlam. Het kostte 39 mensen het leven). De toegangen tot de tunnel zijn sober en strak versierd in gewapend beton. Dat is niet te zien op kaart 2.b. waarop de Franse toegang te zien is. We zien wel een gëuniformeerde beveiligingsemployé en een jeugdig stel in een gezellige Fiat cabriolet 1500 (private wealth, je zal maar met je cabriolet door de tunnel rijden terwijl een lading margarine in de hens gaat!) dat zojuist uit Italië is binnengekomen. De kaart werd in 1975 uit Chamonix verstuurd door onleesbaar aan Monsieur Perecke Edmond, 5e ET, Régie des Bâtiments , section Francophone, 155 rue de la Loi, 1040, Bruxelles met als comentaar op de afbeelding van de tunnel de boodschap; ‘Chef d’oeuvre du génie latin’. Zo neemt ook Franstalig Brussel deel aan het Franse vernuft.
 
-----
Kaarten uit ‘de Peter Schröder Collectie’, copyright 2008 Peter Schröder. Aan mijn website met mooiere versies van de plaatjes wordt gewerkt.
Veel van de in deze rubriek vertoonde prentbriefkaarten zijn geleverd door Antiquariaat Jac. Verloop. www.jacverloop.nl  Jaap Verloop beschikt over een zeer veelzijdig assortiment ansichtkaarten en ander drukwerk.

© 2008 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Ingenieurs, stijl en strakke oeververbindingen Peter Schröder
0602BS 50.1
Paradox
Beelden uit soberder tijden: ja en nee. Het motto van deze rubriek geldt vooral het verschil in beschikbaarheid van beeldmateriaal. De tijden waarin we nog niet ooverspoeld werden door die beeldentsunami van teevee, kleurendrukwerk en foto’s, de tijden met de relatief schaarse aanwezigheid van zwart/wit afbeeldingen in boeken en kranten en daardoor die centrale plaats van het medium (nieuws, contact, kunst) prentbriefkaart.
Het particuliere leven van de gewone/modale mens was 100 en 50 jaar geleden flink wat soberder dan nu, dat van de bemiddelde mensen zag er vaak veel uitbundiger uit. Maar er is nog iets anders, we zijn in het Westen sinds 1900 per saldo veel rijker geworden, maar van die rijkdom is in het publieke domein, op straat, voor iedereen zichtbaar en genietbaar, steeds minder over. De rijkdom lijkt zich voor een groot deel te hebben teruggetrokken achter de muren van het privé domein.

Openbare verschraling
De Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith sprak in zijn paradigmatisch boek The Affluent Society (1958) van een ontwikkeling naar Private Wealth and Public Squalor. Om ons wat simplistisch te beperken tot de buitenwereld (Galbraith ging het vooral om de maatschappelijke ongelijkheid): van een wereld van mooie gebouwen en parken en scholen voor iedereen naar eentje van goedkope openbare bouwsels, verloederde parken en shabby scholen beveiligd door security voor de burgerij en het moois achter de gordijnen van individuele burgers. (Galbraith was een leuke en verstandige man, eminent geleerde en intellectueel, hij adviseerde de belangrijkste Amerikaanse presidenten van Roosevelt t/m Clinton. Hij vond dat we met al die rijkdom prachtkansen hadden geschapen om onze ‘artistieke’ gaven te ontplooien, maar zag slechts de opgang van het zedenbedervende advertentiewezen).

Strak en functioneel én goedkoop
We blijven hier nog even bij de artistieke opvattingen van de beroepsgroep der ingenieurs. In Nr 20, Jrg 5 kwam de aankleding van de technische wonderen Transbordeur en Pont Roulant, scheppingen van de Franse ingenieurs uit de Fin de siècle, aan de orde. Oeververbindingen werden toen feestelijk versierd en werden behalve voor praktische verkeersdoeleinden ook benut voor recreatieve functies. Vandaag de dag is de uitvoering van bruggen ‘strak’ en de esthetiek (denk aan de Zwaan in Rotterdam en die bruggen van de Spaanse architect Santiago Calatrava over de hoofdvaart van de Haarlemmermeerpolder) mag de functionaliteit niet te zeer in de weg zitten. Tom Wolfe heeft in From Bauhaus to Our House over het functionalisme in de bouwkunde al opgemerkt dat de rechte lijn als verbinding tussen A en B niet alleen een functionele, maar vooral ook een heel goedkope architectonische oplossing is. (Over Le Corbusier, de grootste boosdoener zullen we het binnenkort nog eens hebben.) En vandaag de dag maken we veelal oeververbdindingen in de vorm van tunnels. Wat valt daar nog aan te versieren?

De wieg van de Britse ingenieurs
Vorige keer Franse ingenieurs van de École Nationale des Ponts et Chaussées in het zonnetje. Maar speelden in de 19e eeuwse bruggenbouw de Britse ingenieurs niet de hoofdrol? Hoe zit het dan met de roemruchte Isambard Kingdom Brunel, de Britse Leonardo, in 2002 nog verkozen tot Grootste Brit na Churchill, vóór Shakespeare en Newton, de hoofdingenieur van de Great Western Railway (wat al niet aan bruggen en machines) en de megaschepen Great Western en Great Eastern (de eerste metalen oceanstomers).
Isambard Kingdom (1806-1859) was de zoon van Marc Isambard (1769-1849) en vader van Henri Marc Brunel (1842-1903), allen beroemde en succesvolle ingenieurs, een technische variant op de familie J.S.Bach. Wel, Marc Isambard was zoon van een rijke Franse (!) boer uit Normandië die zich bekwaamde in tekenen, wiskunde en meubelmaken. Hij huwde de uit Engeland afkomstige wees Sophie Kingdom, kreeg het aan de stok met de Franse Revolutionairen en kon nog net per schip vluchten naar New York, waar hij aan het bouwen en uitvinden sloeg.

Een familiezaak
Al gauw stak Marc Isambard weer over naar Europa, ditmaal naar Londen waar hij de eerste belangrijke tunnel onder een echte vaarweg, de Thames tunnel op zijn naam bracht (nu nog in gebruik als stukje van het Underground netwerk). Dit stoute staaltje lukte, ondanks veel tegenslag, dankzij de door Brunel ontwikkelde revolutionaire schildmethode. Aan het laatste traject van de tunnelbouw werd ook aktief meegewerkt door zoon Isambard Kingdom, die door zijn vader voor een gedegen opleiding naar Frankrijk was gestuurd (Lycée Henri IV en de universiteit van Caen). Het was de start van Isambard Kingdom's sensationele Britse carrière, met het ene na het andere technische hoogtepunt maar ook met de nodige zakelijke problemen. Marc Isambard en Isambard Kingdom hadden ook te kampen met gezondheidsproblemen en overleden, tot het bittere einde volhardend in hun werk, aan de gevolgen van beroertes. Isambard Kingdom rookte veertig sigaren per dag en dat zal zijn gezondheid niet hebben bevorderd – misschien wel zijn scheppingsdrang? De Brunels leven voort in oa. Brunel University (Uxbridge, London) en de consultancyfirma (?!) Brunel.

De uitvinder van het woord evenwicht
De grote stamvader van de Nederlandse ingenieurs is natuurlijk de uit de zuidelijke Nederlanden naar het noorden geëmigreerde Simon Stevin (Brugge 1548 – Leiden 1620), een veelzijdig ontwikkelde bolleboos in wiskunde (de term is van hem), maar ook in0602BS 50.2 taalkunde, mechanica en bouwkunde. (In Nederland werd de naam Stevinstraat door hypercorrecte types wel op zijn Frans uitgesproken als Steevènstraat - terwijl Stevin ook beroemd is als taalzuiveraar van het Nederlands, hij vertaalde ingenieur in het Nederlands met ‘vernufteling’).
Genoeg algemene geschiedenis, tijd voor de praktijkvoorbeelden van versierde en onversierde ingenieurswerken.

Gereformeerde brug?
Op kaart 1.a. De IJsselbrug bij Kampen, de oude ‘Oude brug’ welteverstaan. De brug werd geslagen in 1873 en aan beide zijden opgeluisterd met een classicistische poort die sterk doet denken aan het kasteel van Walter Scott. In het midden van deze vakwerkbrug, ter ondersteuning van de dubbele klapdelen, zien we alweer twee van die kasteelpoorttjes. Op deze kaart worden die twee poortjes ook nog bekroond met een forse toren. Maar dat is een Barend Servet effect (een Wim T. Interview met een persoon die op de plaats van zijn hoofd een schemerlamp heeft zitten, een kerktoren waaruit een lantarenpaal groeit). Het lijkt maar zo gekkie, want die toren is de 17e eeuwse Nieuwe Toren die binnen het stadje ligt.
Dat ziet er feestelijk en gezellig uit daar in Kampen! De kaart werd in 1901 verstuurd door Mademoiselle A.C. Römer uit Kampen naar Baronne Marguerite et Baron Paul Bethune, rue Joseph II 76 in Bruxelles. De brug werd gesloopt, de hedendaagse ‘Oude Brug’ dateert uit 1983, een sobere vakwerkbrug met in het midden een hefinstallatie. De wielen van die hef zijn in een speelse bui uitdagend geel geverfd.

Tunnels
Op kaart 1.b. gaan we in Antwerpen per tunnel onder het Scheldewater van de rechter- naar de linkeroever door een ‘Groote tunnel voor autos, autobus, enz.’, de Waaslandtunnel. De tunnel werd in 1933 geopend (hier wel erg letterlijk) door koning Albert I en koningin Elisabeth en in gebruik genomen voor voertuigen. In de Antwerpse volksmond ging de Waaslandtunnel ‘Konijnenpijp’ heten; de konijnen van de linkeroever hoefden niet meer naar het stadshart te zwemmen. Datzelfde jaar werd in Antwerpen ook een voetgangerstunnel, de ‘St. Annatunnel’  De Waaslandtunnel is een sobere tunnel (vergeleken met de IJsselbrug in Kampen!) met klinkerbestrating en betegelde wanden. De kaart werd op 9 augustus 1935 verstuurd door (onleesbaar) aan Monsieur le Controleur, Bureau de Poste de Rambouillet, Seine et Oise, France, met de mededeling ’Merci, voyage magnifique’

Tunnels
Meer tunnels, op naar Nederland, daar werd onder leiding van architecten J.P. van der Bruggen en Ad van der Steur in 1937 eindelijk begonnen met de aanleg van de Maastunnel voor gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers (voltooid in het oorlogsjaar 1942). Fietsers en voetgangers daalden per roltrap af in de tunnel en kwamen per roltrap aan de andere kant weer boven. De tunnel zelf werd ongeveer zo uitgevoerd als de Waaslandtunnel in Antwerpen, maar het ventilatiegebouw op de zuidoever werd wel smaakvol monumentaal uitgevoerd (mooie koperen dakbedekking) en de toegangsbehuizing voor fietsers en voetgangers aan de noordoever ziet er ook mooi verzorgd uit. Op kaart 2.a. het Ventilatiegebouw in aanbouw, de kaart werd niet verstuurd.
Oorspronkelijk zouden er trolleybussen door de Maastunnel rijden, de bovenleidingen zijn gemonteerd (en later weer verwijderd). Het verhaal wil dat de Duite bezetters springladingen hadden aangebracht en de leidingen wilden gebruiken (ontsteking) om de tunnel in 1945 op te blazen. Het is er niet van gekomen. Van die trolleybus ook niet.
In de jaren 50 gold een ritje heen-en-weer door de Maastunnel als een zeer geslaagd onderdeel van een schoolreisje.

Tunnelvisie
Tot slot naar het indrukwekkendste, maar tegelijk het soberste exemplaar van deze aflevering: de Mont-Blanc tunnel. Hij is 11.6 km lang en verbindt Chamonix (Frankrijk) met Courmayeur (Italië) door een buis van 8.6 m. breed, (waarover twee rijstroken) dwars door het graniet van de Alpen. In 1959 werd met het boren aan beide kanten begonnen, in 1962 kwamen de twee boorploegen elkaar op de juiste plaats in het midden tegen en in 1965 werd de tunnel geopend. Bij de jongere lezers is de tunnel vooral bekend van de afschuwelijke brand die er in 1999 woedde (een vrachtauto geladen met margarine (!) zette tunnel + voertuigen in vuur en vlam. Het kostte 39 mensen het leven). De toegangen tot de tunnel zijn sober en strak versierd in gewapend beton. Dat is niet te zien op kaart 2.b. waarop de Franse toegang te zien is. We zien wel een gëuniformeerde beveiligingsemployé en een jeugdig stel in een gezellige Fiat cabriolet 1500 (private wealth, je zal maar met je cabriolet door de tunnel rijden terwijl een lading margarine in de hens gaat!) dat zojuist uit Italië is binnengekomen. De kaart werd in 1975 uit Chamonix verstuurd door onleesbaar aan Monsieur Perecke Edmond, 5e ET, Régie des Bâtiments , section Francophone, 155 rue de la Loi, 1040, Bruxelles met als comentaar op de afbeelding van de tunnel de boodschap; ‘Chef d’oeuvre du génie latin’. Zo neemt ook Franstalig Brussel deel aan het Franse vernuft.
 
-----
Kaarten uit ‘de Peter Schröder Collectie’, copyright 2008 Peter Schröder. Aan mijn website met mooiere versies van de plaatjes wordt gewerkt.
Veel van de in deze rubriek vertoonde prentbriefkaarten zijn geleverd door Antiquariaat Jac. Verloop. www.jacverloop.nl  Jaap Verloop beschikt over een zeer veelzijdig assortiment ansichtkaarten en ander drukwerk.
© 2008 Peter Schröder
powered by CJ2