archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 5
11 september 2008
Bezigheden > Lopen delen printen terug
De Commandant! Frits Hoorweg

0519BZ lopen
Bij het Rijksmuseum Twenthe in Enschede was een boekje van Brakman te koop; dat had ik in de krant gelezen. De inmiddels overleden schrijver geeft daarin een impressie van ‘het’ museum, en van elf schilderijen uit de collectie die hem na aan het hart zijn gaan liggen. Het leek me een goede aanleiding om er eens langs te gaan. ‘Dan moet je die Brakman wel een geweldige schrijver vinden,’ zult u misschien denken, maar dat kan ik eigenlijk niet zonder meer bevestigen. Zijn boeken blinken uit door ondoorgrondelijkheid. Er is zelden sprake van een verhaal dat de lezer houvast geeft. Daar staat tegenover dat hij regelmatig op de proppen komt met prachtige, zeer treffende zinnen. Oergeestig ook, bij voorbeeld deze uit dat kleine boekje:
‘Suppoosten krijg je niet weg, het halfduister baart ze.’

Achter het museum ligt het nu vrijwel uit de as herrezen Roombeek, waar men probeert aan te tonen dat retero-architectuur en futuristische bouw goed samengaan. Aan de andere kant van Roombeek ligt de Lonnekerspoorlaan, die het tracé volgt van wat vroeger de spoorlijn van Enschede naar Oldenzaal was. Nu ik toch in Enschede was moest ik maar eens proberen dat tracé te volgen. Van de spoorlijn zelf bleek behalve een verdwaalde seinpaal niets meer terug te vinden. Gebleven zijn wel wat fabrieksgebouwen, die daar natuurlijk ooit zijn neergezet vanwege de spoorlijn. Een enkele daarvan heeft een opknapbeurt ondergaan en een nieuwe bestemming gekregen, maar er zijn er ook een paar die slechts geschikt lijken te figureren in een of andere krimi. Dat nou juist die hopeloos verwaarloosde gebouwen bij de vuurwerkramp gespaard zijn gebleven; het is inderdaad of de duvel met dat vuurwerk heeft gespeeld.

Over een kaarsrecht fietspad liep ik naar Lonneker, een pittoresk dorpje. Ik at een broodje op een van de terrassen en verbaasde mij over de vriendelijkheid van de jongeman die er bediende. Hij informeerde naar mijn welzijn op een wijze die suggereerde dat hij daarin echt geïnteresseerd was. In ruil daarvoor voelde ik mij min of meer verplicht ook zijn wel en wee ter sprake te brengen. Het bleek dat de ochtend hem nogal had afgemat. De oorzaak daarvoor was gelegen in de fietsvierdaagse die in de omgeving werd gehouden. Blijkbaar hadden de organisatoren het zo geregeld dat zowel de mensen die 30 kilometer fietsten als die 50 kilometer afwerkten, juist in Lonneker een logische pleisterplaats voor tussen de middag hadden. Hij sprak de hoop uit dat een derde invasie, van 80 kilometer rijders, hem bespaard zou blijven, maar hij had er een hard hoofd in. En inderdaad, toen ik het plaatsje uitliep kwamen er weer nieuwe drommen bejaarden aangepeddeld.

Door een fraai, bosrijk gebied wandelde ik richting Oldenzaal. Aanvankelijk reden mij nog fietsers tegemoet, maar allengs werd het stiller. Bij een plas zaten wat vissers naar hun dobber te staren. Daarna leek het een poosje of de menselijke soort was uitgestorven. De zon was achter een hecht wolkendek verdwenen en de wind liet het erbij zitten. Tussen de bomen hing een broeierige warmte. Kortom, omstandigheden die Brakman zouden hebben aangesproken. Om dat te benadrukken stond ik ineens voor een reusachtig blauw bord, waarop te lezen stond wat je wel en niet mocht doen. Nu kom je in een bos regelmatig zoiets tegen, maar het bijzondere van dit bord was dat de boodschap ondertekend was door: De Commandant! Liep ik over een oefenterrein? Niets van gemerkt. Bovendien stond er niet op het bord dat het terrein niet betreden mocht worden. De enige verklaring die ik heb kunnen bedenken is dat ik liep over een terrein dat vroeger van het leger is geweest en dat men vergeten heeft dat bord weg te halen.

Om in Oldenzaal zelf te geraken moest ik onder een paar autowegen door en over een bedrijvenpark. Normaal gesproken geen ideaal wandelgebied, maar ik vond het wel wat hebben na dat sombere bos van De Commandant. Station Oldenzaal bleek met afstand het meest treurige station dat ik ooit heb gezien. Vanwege de vakanties zat alles potdicht. Je moest om het gebouw heen lopen om op het perron te komen. Er hing zelfs geen bordje met de vertrektijden.
Op de trap voor het gebouw zat een man van middelbare leeftijd met naast zich een koffer, die hij krampachtig omklemde met zijn rechterhand. In de linkerhand hield hij het touwtje vast van een zilverkleurige ballon. Het leek erop of hij wachtte op een vriendin die beloofd had hem op te komen halen. Zijn houding drukte echter ook groeiende twijfel uit.
Brakman had vast een mooi boek over hem kunnen schrijven.

****
Het boekje heet: Brakman’s route. Zou die apostrof een missertje van de vormgever zijn?
De geciteerde zin is, net als de rest van het inleidende hoofdstuk ‘Het museum’, overgenomen uit:’ J’ accuse, een autobiografie’.
In het najaar komt er een tentoonstelling van Brakmans eigen schilderwerk in hetzelfde museum.
 
*********************************
Alles over wandelen op www.wandelpad.nl


© 2008 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
De Commandant! Frits Hoorweg
0519BZ lopen
Bij het Rijksmuseum Twenthe in Enschede was een boekje van Brakman te koop; dat had ik in de krant gelezen. De inmiddels overleden schrijver geeft daarin een impressie van ‘het’ museum, en van elf schilderijen uit de collectie die hem na aan het hart zijn gaan liggen. Het leek me een goede aanleiding om er eens langs te gaan. ‘Dan moet je die Brakman wel een geweldige schrijver vinden,’ zult u misschien denken, maar dat kan ik eigenlijk niet zonder meer bevestigen. Zijn boeken blinken uit door ondoorgrondelijkheid. Er is zelden sprake van een verhaal dat de lezer houvast geeft. Daar staat tegenover dat hij regelmatig op de proppen komt met prachtige, zeer treffende zinnen. Oergeestig ook, bij voorbeeld deze uit dat kleine boekje:
‘Suppoosten krijg je niet weg, het halfduister baart ze.’

Achter het museum ligt het nu vrijwel uit de as herrezen Roombeek, waar men probeert aan te tonen dat retero-architectuur en futuristische bouw goed samengaan. Aan de andere kant van Roombeek ligt de Lonnekerspoorlaan, die het tracé volgt van wat vroeger de spoorlijn van Enschede naar Oldenzaal was. Nu ik toch in Enschede was moest ik maar eens proberen dat tracé te volgen. Van de spoorlijn zelf bleek behalve een verdwaalde seinpaal niets meer terug te vinden. Gebleven zijn wel wat fabrieksgebouwen, die daar natuurlijk ooit zijn neergezet vanwege de spoorlijn. Een enkele daarvan heeft een opknapbeurt ondergaan en een nieuwe bestemming gekregen, maar er zijn er ook een paar die slechts geschikt lijken te figureren in een of andere krimi. Dat nou juist die hopeloos verwaarloosde gebouwen bij de vuurwerkramp gespaard zijn gebleven; het is inderdaad of de duvel met dat vuurwerk heeft gespeeld.

Over een kaarsrecht fietspad liep ik naar Lonneker, een pittoresk dorpje. Ik at een broodje op een van de terrassen en verbaasde mij over de vriendelijkheid van de jongeman die er bediende. Hij informeerde naar mijn welzijn op een wijze die suggereerde dat hij daarin echt geïnteresseerd was. In ruil daarvoor voelde ik mij min of meer verplicht ook zijn wel en wee ter sprake te brengen. Het bleek dat de ochtend hem nogal had afgemat. De oorzaak daarvoor was gelegen in de fietsvierdaagse die in de omgeving werd gehouden. Blijkbaar hadden de organisatoren het zo geregeld dat zowel de mensen die 30 kilometer fietsten als die 50 kilometer afwerkten, juist in Lonneker een logische pleisterplaats voor tussen de middag hadden. Hij sprak de hoop uit dat een derde invasie, van 80 kilometer rijders, hem bespaard zou blijven, maar hij had er een hard hoofd in. En inderdaad, toen ik het plaatsje uitliep kwamen er weer nieuwe drommen bejaarden aangepeddeld.

Door een fraai, bosrijk gebied wandelde ik richting Oldenzaal. Aanvankelijk reden mij nog fietsers tegemoet, maar allengs werd het stiller. Bij een plas zaten wat vissers naar hun dobber te staren. Daarna leek het een poosje of de menselijke soort was uitgestorven. De zon was achter een hecht wolkendek verdwenen en de wind liet het erbij zitten. Tussen de bomen hing een broeierige warmte. Kortom, omstandigheden die Brakman zouden hebben aangesproken. Om dat te benadrukken stond ik ineens voor een reusachtig blauw bord, waarop te lezen stond wat je wel en niet mocht doen. Nu kom je in een bos regelmatig zoiets tegen, maar het bijzondere van dit bord was dat de boodschap ondertekend was door: De Commandant! Liep ik over een oefenterrein? Niets van gemerkt. Bovendien stond er niet op het bord dat het terrein niet betreden mocht worden. De enige verklaring die ik heb kunnen bedenken is dat ik liep over een terrein dat vroeger van het leger is geweest en dat men vergeten heeft dat bord weg te halen.

Om in Oldenzaal zelf te geraken moest ik onder een paar autowegen door en over een bedrijvenpark. Normaal gesproken geen ideaal wandelgebied, maar ik vond het wel wat hebben na dat sombere bos van De Commandant. Station Oldenzaal bleek met afstand het meest treurige station dat ik ooit heb gezien. Vanwege de vakanties zat alles potdicht. Je moest om het gebouw heen lopen om op het perron te komen. Er hing zelfs geen bordje met de vertrektijden.
Op de trap voor het gebouw zat een man van middelbare leeftijd met naast zich een koffer, die hij krampachtig omklemde met zijn rechterhand. In de linkerhand hield hij het touwtje vast van een zilverkleurige ballon. Het leek erop of hij wachtte op een vriendin die beloofd had hem op te komen halen. Zijn houding drukte echter ook groeiende twijfel uit.
Brakman had vast een mooi boek over hem kunnen schrijven.

****
Het boekje heet: Brakman’s route. Zou die apostrof een missertje van de vormgever zijn?
De geciteerde zin is, net als de rest van het inleidende hoofdstuk ‘Het museum’, overgenomen uit:’ J’ accuse, een autobiografie’.
In het najaar komt er een tentoonstelling van Brakmans eigen schilderwerk in hetzelfde museum.
 
*********************************
Alles over wandelen op www.wandelpad.nl
© 2008 Frits Hoorweg
powered by CJ2