archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 5
19 juni 2008
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Frankrijk voor gevorderden Henk Bergman

0516BS Brief
We zijn weer een weekje in Frankrijk. In het gehucht Malicorne in de Allier (Auvergne) om precies te zijn, waar we voor de vierde keer een gite huren bij het Nederlandse echtpaar dat daar permanent woont. Hij ex-advocaat, zij ex-lerares Frans. Hun onderkomen heet Les Meuniers en bestaat uit een gerestaureerde woonboerderij en twee grote natuurstenen gebouwen. Er zijn drie ruime en goed ingerichte gites. Dat alles op een perceel grond van een voetbalveld of vijf.

De omgeving is heuvelachtig. Ik neem altijd mijn racefiets mee; elke dag leg ik daarmee een vast parcours af. Het is maar 23 km lang, maar er zit flink wat klimwerk in. Aan het begin eerst twee kilometer naar beneden, maar dan is er meteen dat weggetje rechts naar Hyds (spreek uit: Iede). In dik een kwartier trap ik mezelf naar boven, met benen die nog niets gedaan hebben en snel verzuren. Ik maak er altijd een wedstrijd van. In mijn agenda noteer ik alle tijden. Uit september 2006 – ons vorige bezoek; toen twee weken – staat er een toptijd van 17 minuten en 8 seconden. Na de eerste beklimming klok ik nu 16 minuten en 29 seconden. Gelukkig, de reis is niet voor niets geweest. Ik ben beter geworden.

Het dichtstbijzijnde stadje heet Commentry. De grijs- en grauwtinten overheersen er, ondanks de aankondiging Ville fleurie. Er zijn drie grote supermarchés (Lidl, Le Champion, Intermarché) en verder het gebruikelijke absurd grote aantal apotheken en opticiens dat je in elke Franse stad vindt. Maar zeven kilometer verderop is het wel aangenaam toeven. Daar ligt Néris les Bains, een verganeglorieoord uit de jaren dertig. Prachtig parkje in het centrum, waarin je met gemak tachtig jaar teruggaat in de tijd. De natuurlijke bronnen met hun vermeende geneeskundige werking trekken nog dagelijks een stroom oude dametjes. Tegen tweeën, na de lunch, zie je ze de rond de termen gelegen hotels uitkomen, op weg naar de middagsessie. Aftandse hotels, met aftandse bordjes bij de voordeur waarop staat: Comfort moderne/Eau courante.

Bij ons vorige bezoek aten we vaak in hetzelfde restaurant in Néris. We herinneren ons allebei de ober nog: een dikke kaalhoofdige veertiger, die zwierig zijn werk deed. Bij de derde keer begon hij de voor de hand liggende vragen te stellen: waar we vandaan kwamen, waar we verbleven, wanneer we teruggingen. Voorzien van die primaire informatie liet hij daarna steeds een apéritif van het huis aanrukken. Ineke heeft daaraan de gedachte overgehouden dat hij ons zal herkennen. Ik denk van niet.

Licht gespannen naderen we het restaurant. Mon dieu, hij is er nog. We gaan zitten en wachten af. Ik win – hij geeft niet het minste teken van herkenning. Ineke is teleurgesteld: we waren toen toch niet zomaar een willekeurig stel? Ik reken haar voor. September 2006 is 21 maanden geleden. Uitgaande van een vijfdaagse werkweek en minus vakantie heeft de man een kleine 400 dagen kunnen werken. Stel dat hij per dag gemiddeld 30 klanten bedient (het is een restaurant/bar), dan heeft hij na ons dus rond de 12.000 bezoekers van eten en drinken voorzien. Misschien is de zaak in de winter een paar maanden dicht, maar dan zijn het er altijd nog meer dan 8000. Daar zullen vast wel meer leuke echtparen bij geweest zijn. Wat nou herkennen?

In een kast in de gite vind ik het boek Beau Berry van Rudi Wester, verschenen in 2004. Ze beschrijft daarin haar belevenissen bij en na de aankoop van een vakantiehuis in de Berry, een nog weinig door toerisme aangetast deel van Frankrijk. Het ligt niet ver van de Allier, het deel van Auvergne waar we nu zijn. Op weg hier naar toe kom je er zelfs door. Geen aantrekkelijk ogend gebied, maar het zuidoostelijk deel ervan vormt volgens Wester daarop een uitzondering. Daar wel mooie groene heuvels, prachtige vergezichten en van die authentieke dorpjes.

Uit het boek blijkt dat de Berry eigenlijk maar om één ding bekend is: het is de geboorte- en woonstreek van de schrijfster George Sand (1804–1876). Ik heb in de loop der jaren wel wat aan de Franse literatuur gesnuffeld, ken haar naam natuurlijk, maar eerlijk gezegd: ik heb nog nooit een letter van haar gelezen. En dat terwijl haar productie immens is: meer dan zeventig romans (waarvan een groot deel zich in de Berry afspeelt), tientallen toneelstukken, een dikke autobiografie, ruim 30.000 brieven (waaronder een uitgebreide correspondentie met Marx en Bakoenin) en honderden artikelen en pamfletten. Ze was bevriend met Balzac, Dumas en Flaubert. Maar zeker zo bekend is ze door haar voorvechtersrol in vrouwenkwesties en haar politieke stellingname in de revoluties van 1830 en 1848.

George Sand had ook tien jaar een relatie met Fréderic Chopin. Die schreef in Nohant – waar het huis staat waar ze het grootste deel van haar leven woonde en waar ze in de tuin is begraven – ongeveer de helft van zijn werk. Dat ging vaak moeizaam. Hij had regelmatig zes weken nodig om één pagina te componeren. En die was dan uiteindelijk meestal hetzelfde als de melodie die hij in eerste instantie door z’n hoofd hoorde gaan, maar die hij maar niet op papier kon krijgen. Huilend en wanhopig ijsberend liep hij die weken door zijn kamer op de eerste verdieping, elke maat honderd keer herhalend en veranderend.

Nohant is maar anderhalf uur rijden van de plaats waar we zitten Dus: en route! Dit deel van de Berry is inderdaad mooi. Het huis ligt in een werkelijk schitterende tuin, waar elke zomer concerten plaatsvinden en uit haar werk wordt voorgelezen. We zien de twee ceders die George Sand plantte bij de geboorte van haar zoon en dochter en waarop ze uitzicht wilde hebben toen ze op haar sterfbed lag. Jammer genoeg kunnen we niet naar binnen, want de rondleidingen voor die dag zijn geheel volgeboekt. Lange rijen Franse schoolkinderen beletten ons de toegang. Ach, het is tenslotte hún schrijfster, nietwaar?

Op het kerkhofje liggen haar stoffelijke resten, samen met die van haar grootmoeder, eerste echtgenoot en een aantal kleinkinderen. Flaubert schijnt bij de begrafenis gezegd te hebben: ‘Ik heb gehuild alsof ik mijn moeder voor de tweede keer moest begraven.’ En Victor Hugo: ‘Ik huil om een dode; ik begroet een onsterfelijke.’ Wester beschrijft in haar boek mooi de commotie die ontstond toen ‘de hoge heren in Parijs’ bij haar tweehonderdste geboortedag in 2004 besloten hadden dat haar stoffelijke resten moesten worden herbegraven in het Panthéon. Maar de hele streek kwam in opstand en het gevaar kon worden afgewend.
 
******************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl


© 2008 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Frankrijk voor gevorderden Henk Bergman
0516BS Brief
We zijn weer een weekje in Frankrijk. In het gehucht Malicorne in de Allier (Auvergne) om precies te zijn, waar we voor de vierde keer een gite huren bij het Nederlandse echtpaar dat daar permanent woont. Hij ex-advocaat, zij ex-lerares Frans. Hun onderkomen heet Les Meuniers en bestaat uit een gerestaureerde woonboerderij en twee grote natuurstenen gebouwen. Er zijn drie ruime en goed ingerichte gites. Dat alles op een perceel grond van een voetbalveld of vijf.

De omgeving is heuvelachtig. Ik neem altijd mijn racefiets mee; elke dag leg ik daarmee een vast parcours af. Het is maar 23 km lang, maar er zit flink wat klimwerk in. Aan het begin eerst twee kilometer naar beneden, maar dan is er meteen dat weggetje rechts naar Hyds (spreek uit: Iede). In dik een kwartier trap ik mezelf naar boven, met benen die nog niets gedaan hebben en snel verzuren. Ik maak er altijd een wedstrijd van. In mijn agenda noteer ik alle tijden. Uit september 2006 – ons vorige bezoek; toen twee weken – staat er een toptijd van 17 minuten en 8 seconden. Na de eerste beklimming klok ik nu 16 minuten en 29 seconden. Gelukkig, de reis is niet voor niets geweest. Ik ben beter geworden.

Het dichtstbijzijnde stadje heet Commentry. De grijs- en grauwtinten overheersen er, ondanks de aankondiging Ville fleurie. Er zijn drie grote supermarchés (Lidl, Le Champion, Intermarché) en verder het gebruikelijke absurd grote aantal apotheken en opticiens dat je in elke Franse stad vindt. Maar zeven kilometer verderop is het wel aangenaam toeven. Daar ligt Néris les Bains, een verganeglorieoord uit de jaren dertig. Prachtig parkje in het centrum, waarin je met gemak tachtig jaar teruggaat in de tijd. De natuurlijke bronnen met hun vermeende geneeskundige werking trekken nog dagelijks een stroom oude dametjes. Tegen tweeën, na de lunch, zie je ze de rond de termen gelegen hotels uitkomen, op weg naar de middagsessie. Aftandse hotels, met aftandse bordjes bij de voordeur waarop staat: Comfort moderne/Eau courante.

Bij ons vorige bezoek aten we vaak in hetzelfde restaurant in Néris. We herinneren ons allebei de ober nog: een dikke kaalhoofdige veertiger, die zwierig zijn werk deed. Bij de derde keer begon hij de voor de hand liggende vragen te stellen: waar we vandaan kwamen, waar we verbleven, wanneer we teruggingen. Voorzien van die primaire informatie liet hij daarna steeds een apéritif van het huis aanrukken. Ineke heeft daaraan de gedachte overgehouden dat hij ons zal herkennen. Ik denk van niet.

Licht gespannen naderen we het restaurant. Mon dieu, hij is er nog. We gaan zitten en wachten af. Ik win – hij geeft niet het minste teken van herkenning. Ineke is teleurgesteld: we waren toen toch niet zomaar een willekeurig stel? Ik reken haar voor. September 2006 is 21 maanden geleden. Uitgaande van een vijfdaagse werkweek en minus vakantie heeft de man een kleine 400 dagen kunnen werken. Stel dat hij per dag gemiddeld 30 klanten bedient (het is een restaurant/bar), dan heeft hij na ons dus rond de 12.000 bezoekers van eten en drinken voorzien. Misschien is de zaak in de winter een paar maanden dicht, maar dan zijn het er altijd nog meer dan 8000. Daar zullen vast wel meer leuke echtparen bij geweest zijn. Wat nou herkennen?

In een kast in de gite vind ik het boek Beau Berry van Rudi Wester, verschenen in 2004. Ze beschrijft daarin haar belevenissen bij en na de aankoop van een vakantiehuis in de Berry, een nog weinig door toerisme aangetast deel van Frankrijk. Het ligt niet ver van de Allier, het deel van Auvergne waar we nu zijn. Op weg hier naar toe kom je er zelfs door. Geen aantrekkelijk ogend gebied, maar het zuidoostelijk deel ervan vormt volgens Wester daarop een uitzondering. Daar wel mooie groene heuvels, prachtige vergezichten en van die authentieke dorpjes.

Uit het boek blijkt dat de Berry eigenlijk maar om één ding bekend is: het is de geboorte- en woonstreek van de schrijfster George Sand (1804–1876). Ik heb in de loop der jaren wel wat aan de Franse literatuur gesnuffeld, ken haar naam natuurlijk, maar eerlijk gezegd: ik heb nog nooit een letter van haar gelezen. En dat terwijl haar productie immens is: meer dan zeventig romans (waarvan een groot deel zich in de Berry afspeelt), tientallen toneelstukken, een dikke autobiografie, ruim 30.000 brieven (waaronder een uitgebreide correspondentie met Marx en Bakoenin) en honderden artikelen en pamfletten. Ze was bevriend met Balzac, Dumas en Flaubert. Maar zeker zo bekend is ze door haar voorvechtersrol in vrouwenkwesties en haar politieke stellingname in de revoluties van 1830 en 1848.

George Sand had ook tien jaar een relatie met Fréderic Chopin. Die schreef in Nohant – waar het huis staat waar ze het grootste deel van haar leven woonde en waar ze in de tuin is begraven – ongeveer de helft van zijn werk. Dat ging vaak moeizaam. Hij had regelmatig zes weken nodig om één pagina te componeren. En die was dan uiteindelijk meestal hetzelfde als de melodie die hij in eerste instantie door z’n hoofd hoorde gaan, maar die hij maar niet op papier kon krijgen. Huilend en wanhopig ijsberend liep hij die weken door zijn kamer op de eerste verdieping, elke maat honderd keer herhalend en veranderend.

Nohant is maar anderhalf uur rijden van de plaats waar we zitten Dus: en route! Dit deel van de Berry is inderdaad mooi. Het huis ligt in een werkelijk schitterende tuin, waar elke zomer concerten plaatsvinden en uit haar werk wordt voorgelezen. We zien de twee ceders die George Sand plantte bij de geboorte van haar zoon en dochter en waarop ze uitzicht wilde hebben toen ze op haar sterfbed lag. Jammer genoeg kunnen we niet naar binnen, want de rondleidingen voor die dag zijn geheel volgeboekt. Lange rijen Franse schoolkinderen beletten ons de toegang. Ach, het is tenslotte hún schrijfster, nietwaar?

Op het kerkhofje liggen haar stoffelijke resten, samen met die van haar grootmoeder, eerste echtgenoot en een aantal kleinkinderen. Flaubert schijnt bij de begrafenis gezegd te hebben: ‘Ik heb gehuild alsof ik mijn moeder voor de tweede keer moest begraven.’ En Victor Hugo: ‘Ik huil om een dode; ik begroet een onsterfelijke.’ Wester beschrijft in haar boek mooi de commotie die ontstond toen ‘de hoge heren in Parijs’ bij haar tweehonderdste geboortedag in 2004 besloten hadden dat haar stoffelijke resten moesten worden herbegraven in het Panthéon. Maar de hele streek kwam in opstand en het gevaar kon worden afgewend.
 
******************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl
© 2008 Henk Bergman
powered by CJ2