archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 7
Jaargang 5
31 januari 2008
Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Galanthofielen Theo Capel

0507BZ kabouters
In Engeland heten volkstuintjes ‘allotments’, wat ook de titel is van een beeldengroep van Antony Gormley (Londen, 1950), een beeldhouwer die van herhaling en kleine variaties houdt, zoals de pling-plong muziek van Philip Glass. Ik zag zijn kunstwerk in de tuin van het Herning Konstmuseum, in het gelijknamige stadje op Jutland en dacht dat het een satire was op de liefde van menig volkstuinder voor de kabouter. Niet die vlijtige mannetjes die in je afwezigheid allerlei werk verzetten, maar de tuinkabouter die versteend vaak staat te grijnzen of stom te lachen tussen de phloxen (vlambloem) en de digitalis (vingerhoedskruid).

De beeldengroep bestaat uit grijze, betonnen kolommen met een kleinere kubus er bovenop. Ze lijken zo op mini-wolkenkrabbers, maar ook een beetje op mensen of dus tuinkabouters. Daarmee zat ik er niet ver naast want Gormley blijkt 116 Denen de maat te hebben genomen voor dit monument, dat een gedachtenis is aan 50 jaar bevrijding na WO II. Later heeft hij in Zweden een tweede groep (Alottment II) gemaakt met hulp van 300 inwoners van Malmö. In die tweede serie betonnen kolommen en kubussen heeft hij uitsparingen gemaakt om de plaats van mond, oren, anus en geslacht te markeren. Met een beetje goede wil zou je er ook een versteende border in kunnen zien.

Een echte border met levende planten spreekt me meer aan, maar op dit moment staat alles er nog verpieterd en afgestorven bij. Het wachten is om te beginnen op de sneeuwklokjes. Narcissen zie je al overal en ook de eerste krokussen verschijnen in de gemeentelijke plantsoenen, maar sneeuwklokjes heb ik nog niet gezien. Vorig jaar had ik ze voor het eerst in mijn tuin en uit ervaring weet ik dat het een paar jaar duurt voordat ze zich echt vermenigvuldigen.
Als ik de kenners moet geloven, is de tijd voor sneeuwklokjes ook nog niet echt aangebroken. De eerste helft van februari zouden ze op hun best zijn. Maar met de eigenaardige seizoenen die we tegenwoordig meemaken is het de vraag of de kenners gelijk krijgen. Ik sluit ook niet uit dat de bolletjes in mijn tuin door alle nattigheid zijn weggerot. Maar wie weet wat er te gebeuren staat.
Voor mij is een sneeuwklokje (galanthus nivalis) een sneeuwklokje, maar voor de serieuze galanthofiel zijn er wel twintig soorten en nog veel meer variëteiten uit elkaar te houden. In Engeland waar de ware tuinliefhebber woont, kun je zelfs studiedagen over het sneeuwklokje volgen, waarbij je ook kwijlend zeldzame soorten kunt bewonderen.

Werken in de tuin is er in deze periode niet echt bij. Het is meer de tijd van dromen hoe alles er uit zou kunnen zien. Om de fantasie te voeden is ‘The Garden Book’ een dankbare bron. Alfabetisch staan hedendaagse en historische tuinontwerpers met een fraaie foto of tekening van hun werk vermeld, met verwijzingen naar verwante zielen die elders in het boek staan.
Iedere keer valt me op dat tuinontwerpers niet tevreden zijn met planten, struiken en bomen. Ze willen graag sculpturen in allerlei vorm in de tuin kwijt, soms zo overdadig dat je bijna een allotment à la Gormley krijgt.
Maar het hekje dat George Carter voor Silverstone in het Engelse graafschap Norfolk bedacht zou ik zo in mijn tuintje willen hebben.

Carter heeft tuingereedschap als een soort stralende zon in een ijzeren vierkant gemodelleerd. Je ziet een spade, een kantensteker, een grote en kleine spitvork en een handvorkje. Zo’n hekje doet de handen jeuken als je je tuin betreedt. Nu is Carter een van de aanhangers van ‘less is more’, zodat in zijn tuin niet echt veel te doen is. Het is meer toneeldecor met obelisken en geschoren hagen. Voor de tuinier die niet kan stilzitten is dat laatste overigens een uitkomst. Een haag kan nooit glad genoeg zijn en mocht dat stadium bereikt zijn, dan kun je je toeleggen op het vormknippen. In bijvoorbeeld de tuin van Packwood House in het graafschap Warwickshire staan zo kolossale geschoren en geknipte coniferen (taxus baccata) die de bergrede van Jezus zouden verbeelden.

Ook al bij gebrek aan coniferen in mijn tuin kan ik de heggeschaar voorlopig laten liggen. Mijn aandacht zal uitgaan naar mijn gazon (in wording). Ik heb al een kaasmes van huis meegenomen om de grote weegbree uit te kunnen steken en dan is de klaver aan de beurt. En het kan ook geen kwaad om mijn handvorkje een beetje te oliën om straks roestvrij het onkruid in de border weg te spitten. De sappen beginnen langzaam weer te stromen. Het werken lokt en het genieten lonkt. Maar waar blijft toch het sneeuwklokje?
 
*****************************
Katinka de Roode schrijft en tekent.
 
*******************************
Over advieswerk wordt gepubliceerd op:


© 2008 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Galanthofielen Theo Capel
0507BZ kabouters
In Engeland heten volkstuintjes ‘allotments’, wat ook de titel is van een beeldengroep van Antony Gormley (Londen, 1950), een beeldhouwer die van herhaling en kleine variaties houdt, zoals de pling-plong muziek van Philip Glass. Ik zag zijn kunstwerk in de tuin van het Herning Konstmuseum, in het gelijknamige stadje op Jutland en dacht dat het een satire was op de liefde van menig volkstuinder voor de kabouter. Niet die vlijtige mannetjes die in je afwezigheid allerlei werk verzetten, maar de tuinkabouter die versteend vaak staat te grijnzen of stom te lachen tussen de phloxen (vlambloem) en de digitalis (vingerhoedskruid).

De beeldengroep bestaat uit grijze, betonnen kolommen met een kleinere kubus er bovenop. Ze lijken zo op mini-wolkenkrabbers, maar ook een beetje op mensen of dus tuinkabouters. Daarmee zat ik er niet ver naast want Gormley blijkt 116 Denen de maat te hebben genomen voor dit monument, dat een gedachtenis is aan 50 jaar bevrijding na WO II. Later heeft hij in Zweden een tweede groep (Alottment II) gemaakt met hulp van 300 inwoners van Malmö. In die tweede serie betonnen kolommen en kubussen heeft hij uitsparingen gemaakt om de plaats van mond, oren, anus en geslacht te markeren. Met een beetje goede wil zou je er ook een versteende border in kunnen zien.

Een echte border met levende planten spreekt me meer aan, maar op dit moment staat alles er nog verpieterd en afgestorven bij. Het wachten is om te beginnen op de sneeuwklokjes. Narcissen zie je al overal en ook de eerste krokussen verschijnen in de gemeentelijke plantsoenen, maar sneeuwklokjes heb ik nog niet gezien. Vorig jaar had ik ze voor het eerst in mijn tuin en uit ervaring weet ik dat het een paar jaar duurt voordat ze zich echt vermenigvuldigen.
Als ik de kenners moet geloven, is de tijd voor sneeuwklokjes ook nog niet echt aangebroken. De eerste helft van februari zouden ze op hun best zijn. Maar met de eigenaardige seizoenen die we tegenwoordig meemaken is het de vraag of de kenners gelijk krijgen. Ik sluit ook niet uit dat de bolletjes in mijn tuin door alle nattigheid zijn weggerot. Maar wie weet wat er te gebeuren staat.
Voor mij is een sneeuwklokje (galanthus nivalis) een sneeuwklokje, maar voor de serieuze galanthofiel zijn er wel twintig soorten en nog veel meer variëteiten uit elkaar te houden. In Engeland waar de ware tuinliefhebber woont, kun je zelfs studiedagen over het sneeuwklokje volgen, waarbij je ook kwijlend zeldzame soorten kunt bewonderen.

Werken in de tuin is er in deze periode niet echt bij. Het is meer de tijd van dromen hoe alles er uit zou kunnen zien. Om de fantasie te voeden is ‘The Garden Book’ een dankbare bron. Alfabetisch staan hedendaagse en historische tuinontwerpers met een fraaie foto of tekening van hun werk vermeld, met verwijzingen naar verwante zielen die elders in het boek staan.
Iedere keer valt me op dat tuinontwerpers niet tevreden zijn met planten, struiken en bomen. Ze willen graag sculpturen in allerlei vorm in de tuin kwijt, soms zo overdadig dat je bijna een allotment à la Gormley krijgt.
Maar het hekje dat George Carter voor Silverstone in het Engelse graafschap Norfolk bedacht zou ik zo in mijn tuintje willen hebben.

Carter heeft tuingereedschap als een soort stralende zon in een ijzeren vierkant gemodelleerd. Je ziet een spade, een kantensteker, een grote en kleine spitvork en een handvorkje. Zo’n hekje doet de handen jeuken als je je tuin betreedt. Nu is Carter een van de aanhangers van ‘less is more’, zodat in zijn tuin niet echt veel te doen is. Het is meer toneeldecor met obelisken en geschoren hagen. Voor de tuinier die niet kan stilzitten is dat laatste overigens een uitkomst. Een haag kan nooit glad genoeg zijn en mocht dat stadium bereikt zijn, dan kun je je toeleggen op het vormknippen. In bijvoorbeeld de tuin van Packwood House in het graafschap Warwickshire staan zo kolossale geschoren en geknipte coniferen (taxus baccata) die de bergrede van Jezus zouden verbeelden.

Ook al bij gebrek aan coniferen in mijn tuin kan ik de heggeschaar voorlopig laten liggen. Mijn aandacht zal uitgaan naar mijn gazon (in wording). Ik heb al een kaasmes van huis meegenomen om de grote weegbree uit te kunnen steken en dan is de klaver aan de beurt. En het kan ook geen kwaad om mijn handvorkje een beetje te oliën om straks roestvrij het onkruid in de border weg te spitten. De sappen beginnen langzaam weer te stromen. Het werken lokt en het genieten lonkt. Maar waar blijft toch het sneeuwklokje?
 
*****************************
Katinka de Roode schrijft en tekent.
 
*******************************
Over advieswerk wordt gepubliceerd op:
© 2008 Theo Capel
powered by CJ2